14 Familiaal verlof in de ambachtelijke ondernemingen

Krachtens de nationale CAO 1973-1974 kunnen de arbeiders van de ambachtelijke ondernemingen sinds
1 januari 1973 aanspraak maken op een recht om gedurende maximaal drie dagen per jaar afwezig te blijven indien zij, in de absolute en door een medisch attest bevestigde noodzakelijkheid verzekeren om hun echtgenoot/echtegenote of een rechtstreekse bloedverwant in de eerste graad te verzorgen die ernstig ziek is of het slachtoffer van een ongeval.  De persoon die bij de arbeider inwoont en deel uitmaakt van zijn/haar gezin, wordt gelijkgesteld met de echtgenoot/echtgenote.  Dit werkverzuim geeft geen recht op bezoldiging.

Artikel 4 van een CAO van 24 september 1979 betreffende de arbeids- en loonsvoorwaarden voor de arbeiders van ambachtelijke metaalbewerkingsondernemingen gevestigd in de provincie West-Vlaanderen, brengt vanaf 1 september 1979 en dit voor een onbepaalde duur, de gerechtvaardigde afwezigheden om redenen van familiale omstandigheden op 10 onbezoldigde dagen per kalenderjaar. Van deze 10 dagen dient slechts één dag per kalenderjaar betaald te worden in de hiernavermelde omstandigheden : wanneer zich in het gezin van de arbeider een dringende en onvoorziene hospitalisatie van een inwonend gezinslid voordoet, wordt de dag waarop dit gebeurt door de werkgever aan de arbeider betaald op voorwaarde dat deze hospitalisatie gestaafd wordt door een getuigschrift van de opnemende inrichting.

Deze dag kan niet worden gecumuleerd met de bepalingen van artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsoverenkomsten (gewaarborgd dagloon) en/of met de bepalingen inzake klein verlet zoals vermeld in onze sectorale documentatie Hfdst. 13.

Maximum tien dagen afwezigheid wegens dringende familiale redenen mogen aangegeven worden aan de RSZ als gelijkgestelde dagen.