11 Economische werkloosheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-00.00

Bijwerking: 14/08/1998
Geldig vanaf: 01/01/1999
Geldig tot: 31/12/2000

In artikel 51 §1 van de wet van 3 juli 1978 werd voorzien dat de Koning, op voorstel van het paritair comité, de voorwaarden kan bepalen, waaronder de uitvoering van de arbeidsovereenkomsten geheel kan geschorst worden of een regeling van gedeeltelijke arbeid kan worden ingevoerd bij gebrek aan werk wegens economische redenen.

In het Belgisch Staatsblad van 31 juli 1998 verscheen het koninklijk besluit van 16 juli 1998 tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst.

Wij geven u hierna de integrale tekst van dit koninklijk besluit ; de tussentitels werden door ons aangebracht.

1. Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren.

2. Kennisgeving aan de arbeider

Artikel 2

Bij volledig gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel worden geschorst mits hiervan ten minste drie dagen vooraf kennis wordt gegeven.

De kennisgeving geschiedt door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming.

Wanneer de werkman de dag van de aanplakking afwezig is, wordt hem de kennisgeving dezelfde dag over de post toegezonden.

3. Duur van de schorsing

Artikel 3

§1            De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag vier weken niet overschrijden.

§2            In de gevallen en de procedures bedoeld in de artikelen 6 en 7, mag de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zesentwintig weken niet overschrijden.

§3            In de gevallen bedoeld in de §§1 en 2, moet de werkgever, wanneer de schorsing de respectievelijke maximumduur heeft bereikt, gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren, alvorens een nieuwe volledige schorsing kan ingaan.

4. Mededeling aan de RVA

Artikel 4

Mededeling van de aanplakking of van de individuele kennisgeving moet door de werkgever onder een bij de post aangetekende omslag de dag zelf van de aanplakking of van de individuele kennisgeving worden toe-gezonden aan het bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is.

5. Inhoud van de kennisgeving en de mededeling

Artikel 5

De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving en de bij artikel 4 bedoelde mededeling vermelden de datum waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan en de datum waarop die schorsing een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.

De bij artikel 4 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische redenen die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst rechtvaardigen, alsook hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.

6. Toelating van het paritair comité

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 3, §2, dienen de betrokken ondernemingen vooraf een aangetekend gemotiveerd verzoekschrift te richten tot de voorzitter van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Het beperkt paritair comité doet uitspraak over elk individueel verzoekschrift.

De voorzitter van het paritair comité deelt de beslissing mede aan de betrokken onderneming. Wanneer de beslissing gunstig is, wordt zij door de voorzitter eveneens medegedeeld aan de bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau.

Artikel 7

De afwijking voorzien in artikel 3, §2, is van toepassing op de ondernemingen :

1°   waarvan de nettoresultaten voor belastingheffing, verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar voorafgaand aan de aanvraag tot vrijstelling en waarvan de resultaten van de twee dienstjaren die de aanvraag voorafgaan een verlies vertonen ;

2°   die de helft van hun kapitaal verloren hebben ;

3°   die de kennisgevingen verricht hebben die bedoeld worden in hoofdstuk 2 van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag ;

4°   die in toepassing van de bepalingen van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids-overeenkomsten, in de loop van de twee kalenderjaren die de aanvraag tot vrijstelling voorafgaan een aantal werkloosheidsdagen hebben gekend dat ten minste gelijk is aan 50 pct. van het totaal aantal dagen aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de werklieden.

7. Geldigheidsduur

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Artikel 9

Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.


Historiek
01/01/2024 31/12/2024 11 Economische werkloosheid
01/01/2023 31/12/2023 11 Economische werkloosheid
01/01/2022 31/12/2022 11 Economische werkloosheid
01/01/2020 31/12/2021 11 Economische werkloosheid
01/01/2019 31/12/2019 11 Economische werkloosheid
01/01/2017 31/12/2018 11 Economische werkloosheid
01/01/2015 31/12/2016 11 Economische werkloosheid
01/01/2013 31/12/2014 11 Economische werkloosheid
01/01/2011 31/12/2012 11 Economische werkloosheid
27/01/2010 31/12/2010 11 Economische werkloosheid
01/01/2009 26/01/2010 11 Economische werkloosheid
01/01/2007 31/12/2008 11 Economische werkloosheid
27/04/2005 31/12/2006 11 Economische werkloosheid
01/01/2003 26/04/2005 11 Economische werkloosheid
01/01/2001 31/12/2002 11 Economische werkloosheid
01/01/1999 31/12/2000 11 Economische werkloosheid