070103 Arbeidsduur en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur voor het rijdend personeel

Paritair (sub-)Comité nr.:
140.01.02-00.00

Bijwerking: 30/09/2005
Geldig vanaf: 05/09/2005

1. In aanmerking te nemen bepalingen

Voor wat betreft de reglementering inzake arbeidsduur in het Paritair subcomité voor de bijzondere autobusdiensten, moet met volgende bepalingen rekening gehouden worden: 

  • De Verordening nr. 382/85 van 20 december 1985 betreffende harmonisatie van bepaalde bepalingen in sociale zaken in het domein van wegvervoer en richtlijn 2002/15/CE van het Europees parlement  en van de raad van 11 maart 2002 betreffende de inrichting van arbeidstijd voor personen die mobiele activiteiten van wegvervoer uitvoeren (zie onder documentatie Hfdstk. 070104).
  • De arbeidswet van 16 maart 1971 en de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening tussen het werk en de levenskwaliteit; 
  • Het Koninklijk Besluit van 16 september 1969: a) betreffende de arbeidsduur voor rijdend personeel tewerkgesteld in ondernemingen die een autobusdienst uitbaten; b) die volgende CAO's verbindend verklaart: de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1967 en 31 oktober 1968 binnen het nationaal Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor bepaalde categorieën arbeiders.
    •  Deze werd gewijzigd bij KB van 11/09/2003 (B.S. 18/11/2003 en K.B. van 10/08/2005 (B.S. 05/09/2005).
    •   De nieuwe bepalingen zijn in werking getreden op 5 september 2005.

2. Koninklijk besluit betreffende de werktijden van het rijdend personeel in ondernemingen die een busdienst exploiteren

Hoofdstuk I - Regelgevingsbepalingen

Artikel 1

Dit hoofdstuk is van toepassing:

1° op het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen welke een openbare en speciale autobusdienst uitbaten, beoogd in artikelen 3 en 11 van de besluitwet van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen en welke onder het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;

2° op de werkgevers die de in 1° bedoelde werklieden tewerkstellen.

Artikel 2

De werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen welke een speciale autobusdienst uitbaten, zijn onderworpen aan de bepalingen betreffende de werklieden die tot een openbare autobusdienst aangewezen zijn, wanneer zij tijdelijk tot een openbare autobusdienst aangewezen worden, behalve wanneer deze aanwijzing slechts toevallig is.

Artikel 3

§1 Voor de berekening van de arbeidsduur, worden niet als tijd aangezien gedurende welke de werklieden ter beschikking van de werkgever zijn:1° het stationeren, of tijd van stilstand op de lijn of onder de reis;2° de onderbrekingen, of tijd van stilstand op de stelplaats van vertrek. In de openbare autobusdiensten worden nochtans vijftien minuten stationeren aangezien als werktijd, in zoverre evenwel de werkman gedurende het stationeren tot effectieve arbeidsprestaties van langere duur niet is verplicht.

1. parkeer- of stoptijden op de lijn of tijdens de reis
2. onderbrekingen of stoppingen in het depot van vertrek.
In het openbaar busvervoer wordt de parkeertijd van vijftien minuten evenwel als arbeidstijd beschouwd, mits de werknemer tijdens de parkeertijd geen werkelijke arbeid van langere duur behoeft te verrichten.

§2 §1 is niet van toepassing op het rijdend personeel van de regelmatige diensten waarvan het lijntraject 50 kilometer overschrijdt.

Artikel 4

De arbeidsduur mag de bij artikel 4 van de wet van 15 juli 1964 betreffende de arbeidsduur in de openbare en particuliere sectors van 's lands bedrijfsleven, gestelde grenzen overschrijden op voorwaarde dat er gedurende een periode van twee opeenvolgende weken gemiddeld niet meer dan vijfenveertig uren per week wordt gewerkt.Het begin van de opeenvolgende perioden van twee weken mag door de werkgever vrijuit worden gekozen op voorwaarde dat eenzelfde dag slechts tot één enkele periode van twee weken behoort.De dagelijkse arbeidsduur mag in dit geval tien uren niet overschrijden.

Hoofdstuk II - Conventionele bepalingen die verbindend verklaard werden

Artikel 5

Wordt algemeen verbindend verklaard: de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1967 en 31 oktober 1968 van het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de arbeidsvoorwaarden van sommige categorieën van werklieden.

Hoofdstuk III - Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 6

Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

3. Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1967

Hoofdstuk I - Definities

Artikel 1

Voor de toepassing van deze beslissing: 

1. de termen "openbare busdiensten" en " bijzondere busdiensten" hebben de betekenis als omschreven in respectievelijk de artikelen 3 en II van het wetsbesluit van 30 december 1946 tot herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het betaald vervoer van personen met motorvoertuigen
2. de dagelijkse diensttijd of amplitude is de periode tussen twee dagelijkse rustperioden;
3.parkeren is de tijd die op de lijn of tijdens de reis wordt doorgebracht;
4. de pauze is de tijd die in het depot van vertrek wordt doorgebracht en die in de diensttijd is begrepen;
5. Niet-gepland werk is werk dat wordt verricht of toegevoegd aan het in het arbeidsreglement vastgestelde tijdschema en waarvan de werknemer niet de dag tevoren in kennis is gesteld;
6. De wekelijkse diensttijd is de som van de diensttijden gespreid over één kalenderweek;
7. de dagelijkse rusttijd is de periode tussen twee dienstperioden, waarvan de werknemer vrij gebruik kan maken. Rustperiodes omvatten
    1. de tijd die nodig is om zich aan te kleden en te wassen voor en na het werk;
    2. de tijd die nodig is om van het huis of de woonplaats naar het vertrekdepot en vice versa te reizen.
8.De rustdag is de dag waarop tussen 2 en 24 uur niet wordt gewerkt.

Hoofdstuk II - Toepassingsgebied

Artikel 2

Deze beslissing is van toepassing: 

1. op rijdend personeel in dienst van ondernemingen die een openbare of bijzondere busdienst uitbaten, en die behoren tot het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer;
2. de werkgevers die de in punt 1 bedoelde werknemers in dienst hebben.

Artikel 3

De werklieden van de ondernemingen welke een speciale autobusdienst uitbaten, zijn aan de bepalingen van deze beslissing onderworpen wat de werklieden betreft die tot een openbare autobusdienst zijn aangewezen, wanneer zij niet uitsluitend gedurende éénzelfde diensttijd aan een speciale dienst zijn aangewezen.

De toevallige aanwijzing heeft nochtans niet de toepassing van deze bepaling tot gevolg.

Hoofdstuk III - Beperking van de dienst - en arbeidstijd

Artikel 4

In de ondernemingen welke een speciale autobusdienst uitbaten mag de werkman gedurende het stationnement geen arbeid voor derden uitvoeren zonder de schriftelijke machtiging van zijn werkgever.

Artikel 5

De diensttijd mag veertien uren per dag, noch zeventig uren per week overschrijden.

Wanneer elke diensttijd veertien uren omvat, mag de wekelijkse diensttijd niet over meer dan vijf dagen worden verdeeld.

Artikel 6

Indien in de loop van éénzelfde diensttijd, de werkman slechts op zijn stelplaats van vertrek terugkeert op het einde van zijn dienst en er een stationnement is van minstens vier opeenvolgende uren, worden zestig minuten van deze periode niet in de berekienng van de diensttijd begrepen.

De bepalingen van vorig lid mogen slechts worden toegepast mits goedkeuring van het paritair comité

Voor de openbare autobusdiensten moet het verzoek van goedkeuring worden ingediend binnen de acht dagen volgende op de datum waarop de Nationale Maatschappij der Belgische Buurtspoorwegen aan de uitbater van de wijziging kennis geeft van de uurregeling welke een overschrijding van de amplitude vergt.

Voor de grensoverschrijdende speciale autobusdiensten moet het verzoek worden ingediend binnen de achtenveertig uren nadat de overschrijding van de amplitude wordt ingevoerd.

Voor de andere speciale diensten moet het verzoek per telegram ingediend worden vóór de invoering van de overschrijding van de amplitude.

Hoofdstuk IV - Rust

Artikel 7

In de bij artikel 6, eerste of tweede lid bedoelde gevallen, mag de diensttijd van de week in de loop waarvan deze bepalingen worden toegepast of van de week welke op deze laatste volgt, over niet meer dan vijf dagen worden verdeeld.

Artikel 8

De werkman heeft recht op een ononderbroken rust van minstens tien uren tussen twee dagelijkse diensttijden.

Artikel 9

De dagelijkse rusttijd mag om de twee dagen tot acht uren worden verkort, indien het begin en het einde van de diensttijd van éénzelfde werkman niet iedere dag hetzelfde kenmerk hebben, op voorwaarde dat de gemiddelde duur van de rusttijd over twee weken, voor de ze werkman niet lager dan tien uren is.

De rusttijd wordt eveneens tot acht uren verkort wanneer de werkman in de loop van éénzelfde diensttijd slechts naar zijn stelplaats terugkeert op het einde van zijn dienst welke een stationnement van minstens vier opeenvolgden uren voorkwam waarvan twee uren niet in de berekening van de diensttijd begrepen zijn.

Hetzelfde geldt wanneer er in de loop van eenzelfde diensttijd een onderbreking van minstens vier opeenvolgende uren tussenkomt waarvan zestig minuten niet in de berekening van de diensttijd zijn begrepen.

Artikel 10

De werkman heeft eens per week recht op minstens dertig opeenvolgende uren rust.

Deze rustdag bedraagt zesendertig opeenvolgende uren wanneer één der artikel 6, tweede lid, door deze beslissing voorziene veronderstellingen zich voordoet op de dag welke de wekelijkse rust voorafgaat, of wanneer de rusttijd na negentien uur en vóór twee uur aanvangt.

Hoofdstuk V - Loon

Artikel 11

De werktijd wordt bezoldigd tegen het door het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer vastgesteld uurloon.

Artikel 12

In de openbare diensten heeft de werkman recht op een premie  gelijk aan het bestaande loon.

Voor een overeenstemmende duur arbeidstijd vermeerderd met een gelijk aantal dagen aan de helft van de tijd boven de dertig minuten.

Voor een duur van dertig minuten arbeidstijd vermeerderd met een aantal gelijk aan de helft van de tijd die dertig minuten te boven gaat.

De eerste onderbreking van de dag geeft slechts aanleiding tot uitkering van een premie wanneer de duur ervan één uur overschrijdt. In dit geval heeft de werkman recht op een premie overeenstemmend met het loon betaald voor de duur van de onderbreking.

Vanaf de tweede onderbreking heeft de werkman recht op een premie overeenstemmend met het loon betaald voor de duur van de onderbreking met een maximum van zestig minuten.

Artikel 13

In de speciale diensten heeft de werkman recht op een premie gelijk aan het loon betaald:

Voor de eerste onderbreking waarvan de duur zestig minuten overschrijd, wordt geen premie betaald.

Artikel 14

Er wordt per periode van twee weken aan de werkman een loon gewaarborgd overeenstemmend met 76 uren (voor bijzondere autobusdiensten wordt een loon gewaarborgd overeenstemmend met 78 uren) en berekend op grond van de loonschaal welke door het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer is vastgesteld.

Artikel 15

De onvoorziene prestaties geven aanleiding tot betaling van een bijkomende uurvergoeding gelijk aan 25% van het uurloon.

Artikel 16

Wordt voor de berekening van het overloon als overwerk aangezien de arbeidsduur die tien uren per dag, 52 uren per week of 90 uren per periode van twee weken overschrijdt.

Artikel 17

Het is te verstaan dat de bepalingen van onderhavige beslissing geen afbreuk mogen doen aan bepalingen van meer gunstige overeenkomsten op lokaal vlak afgesloten.

4. Opmerkingen 

 

  • In de definitie van overwerk voorzag het K.B. van 16.09.1969 in drie beperkingen, namelijk 10 uur/dag, 52 uur/week en 90 uur/2 weken (teruggebracht tot 76 uur in de geregelde en bijzondere geregelde diensten). Twee van deze beperkingen, te weten 52 uur/week en 76 uur/2 weken, zijn in strijd met de bepalingen van Koninklijk Besluit nr. 255 van 7 december 1983. De nieuwe beperkingen zijn dus als volgt:

    • 10 uur per dag;
    • 50 uur per week;
    • gemiddeld 38 uur berekend over een periode van 13 weken.
  • Het Koninklijk Besluit van 16 september 1969 is alleen van toepassing op de Waalse geregelde diensten en vanaf 1 januari 2003 op de bijzondere geregelde diensten (Wallonië en Vlaanderen). Naar aanleiding van de overname door de Vlaamse geregelde dienstensector van een aantal bepalingen van het CAO die van toepassing zijn op het personeel van de regie, is een nieuwe regeling inzake de arbeidstijd opgesteld (CAO 28.05.2002).

 


Historiek
05/09/2005 31/12/2999 070103 Arbeidsduur en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur voor het rijdend personeel