4302 Akkoorden ter bevordering van de werkgelegenheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
140.00.00-03.00, 140.02.00-00.00

Bijwerking: 17/02/1999
Geldig vanaf: 01/01/1997

In het Paritair Comité voor het vervoer werd op 15 mei 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het tewerkstellingsakkoord in de subsector van de taxiondernemingen en van de diensten voor het verhuur van voertuigen met chauffeur.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 5 juli 1998 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 september 1998.

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Artikel 1

§1        Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die behoren tot de subsector van de taxiondernemingen en van de diensten voor het verhuur van voertuigen met chauffeur alsook op hun werklieden.

§2        Onder «taxionderneming» wordt bedoeld de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die zich inlaten met de uitbating van een taxidienst in de zin van de wetgeving van toepassing in het gewest van de zetel van de onderneming.

             Onder «diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur» wordt bedoeld de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die zich inlaten met de uitbating van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur in de zin van de wetgeving van toepassing in het gewest van de zetel van de onderneming.

             Worden niet beschouwd als taxidiensten noch als diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, de diensten die geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer of ongeregeld vervoer zijn.

             Onder «werklieden» wordt bedoeld de werklieden en werksters.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hoofdstuk III van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, §2, 30, §2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

Artikel 3

Niettegenstaande het feit dat het loon van de chauffeurs uitgedrukt wordt in een percentage van de ontvangsten erkennen de partijen dat het loon rechtstreeks of onrechtstreeks geïndexeerd is.

De rechtstreekse indexering spruit voort uit de toepassing van het gewaarborgd minimum maandinkomen.

De onrechtstreekse indexering spruit voort uit het feit dat de eventuele tariefverhogingen toegekend door de bevoegde overheden de evolutie van het index in aanmerking nemen.

Artikel 4

Bijgevolg zijn de partijen van oordeel dat de maximale loonmarge, na aftrek van de indexering, 2,10 % bedraagt.

Rekening houdend met de economische toestand en met de zwakke rentabiliteit van de ondernemingen beslissen de partijen de beschikbare marge niet volledig te gebruiken.

Artikel 5

De verhoging van de loonkost wordt aan de volgende maatregelen aangewend :

­        een einde stellen aan de juridische betwisting tussen partijen betreffende het toe te passen minimum inkomen;

­        automatische toepassing, per betaalperiode, van het gewaarborgd minimum maandinkomen vastgesteld door de Nationale Arbeidsraad ten aanzien van de werknemers die minstens 22 jaar oud zijn en die minstens één jaar anciënniteit in de onderneming hebben ongeacht de leeftijd van de chauffeur en zijn anciënniteit in de onderneming ;

­        verduidelijking van de toepassing van de premie voor nachtarbeid ;

­        ten laste nemen door de werkgever van de kosten betreffende het onderzoek bij de cardioloog ten aanzien van de chauffeurs voor dewelke zo’n onderzoek vereist is in het kader van de medische schifting ;

­        het geheel van de lasten met betrekking tot het voltijds brugpensioen wordt ten laste genomen door het sociaal fonds op voorwaarde dat de werkman 60 jaar oud is of meer bij de opbrugpensioenstelling en dat hij 20 jaar beroepsloopbaan als voltijdse loontrekkende in de subsector van de taxionderneming bewijst.

Die verschillende punten maken het voorwerp uit van collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op 15 mei 1997.

Artikel 6

Anderzijds vóór 30 september 1997 zullen de partijen de onderhandelingen afsluiten betreffende een herziening van de stelsels van de uniformvergoeding, van de getrouwheidspremie en van de eindejaarspremie.

De partijen komen overeen dat enkel de uniformvergoeding en de eindejaarspremie zullen blijven bestaan.

Artikel 7

Onder de opschortende voorwaarde dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de afwijking betreffende de tewerkstelling van stagiairs wordt bekomen, sluiten de partijen op 15 mei 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst met behoud van de bijdrage bestemd voor de risicogroepen op 0,20 %.

Artikel 8

Eveneens op 15 mei 1997 sluiten de partijen een collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de begripsomschrijving van risicogroepen.

 

COMMENTAAR: Wij verwijzen u naar onze omzendbrief Hfdst. 7.2.2.

Artikel 9

Bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 wordt het recht op loopbaanonderbreking op 3 % gebracht.

 

COMMENTAAR: Zie ook onze omzendbrief Hfdst. 28.

Artikel 10

Bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 worden twee maatregelen genomen inzake deeltijdse arbeid :

­        de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1972 betreffende de invoering van een arbeidsstelsel part-time wordt opgeheven en vervangen door een nieuw stelsel;

De opgeheven overeenkomst beperkte de deeltijdse arbeid tot de ondernemingen die minstens 10 voltijdse chauffeurs tewerkstelden en beperkte bovendien het percentage deeltijdse werknemers op 15 % van het aantal voltijdse chauffeurs;

­        de invoering van vrijwillig deeltijdse arbeid.

 

COMMENTAAR: Zie ook onze omzendbrief Hfdst. 40.2.

Artikel 11

Andere maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling zijn mogelijk maar vallen buiten de bevoegdheid van de sociale partners.

Het gaat onder andere om:

­        het aantal vergunningen binden aan een aantal arbeidsdagen;

­        verduidelijking van de bevoegdheden inzake taxibeleid tussen de federale regering, de gewestregeringen en de gemeenten;

­        een betere strijd tegen de sociale fraude.

De partijen zullen de discussies betreffende de telefooncentrales voortzetten.

Artikel 12

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

 

 


Historiek
01/01/1997 31/12/2999 4302 Akkoorden ter bevordering van de werkgelegenheid