01 Protocolakkoord

Paritair (sub-)Comité nr.:
302.00.00-00.00

Bijwerking: 23/08/2001
Geldig vanaf: 01/01/2001
Geldig tot: 30/06/2001

In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 200-2002 en het gemeenschappelijk syndicaal eisenbundel dat aan de werkgeversfederaties op 31 januari 2001 werd overhandigd werd op 2 april 2001 door de sociale partnes vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf het hiernavolgend protocolakkoord voor de horecasector afgesloten.

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van dit protocolakkoord.

 

Verschillende delen van dit protocolakkoord maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Enkele belangrijke algemene regels inzake collectieve arbeidsovereenkomsten

 

·       Regels geldig voor alle collectieve arbeidsovereenkomsten :

 

Een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair orgaan (Nationale Arbeidsraad, paritair comité, paritair subcomité) evenals een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten buiten een paritair orgaan zijn bindend voor :

–         de ondertekenende organisaties, de werkgevers die lid zijn van de ondertekenende werkgeversorganisaties en de ondertekenende werkgevers, vanaf de ondertekening ;

–         de organisaties die tot de CAO toetreden, de werkgevers lid van een toetredende werkgeversorganisatie en de toetredende werkgevers, vanaf de toetreding ;

–         de werkgevers die lid worden van een gebonden organisatie ;

–         de werknemers van een gebonden werkgever.

 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (loonvoorwaarden, arbeidsduur, eindejaarspremie, klein verlet, enz.) regelen, op een collectieve wijze, de individuele rechten van de  werknemers en wijzigen dus impliciet de individuele arbeidsovereenkomst. Wanneer een CAO ophoudt uitwerking te hebben, dan blijven de regels ervan bijgevolg van toepassing via de individuele arbeidsovereenkomsten t.a.v. de werknemers die in dienst waren vóór de einddatum van de CAO. De via de CAO verkregen voordelen blijven dus verworven.

 

·       Regels geldig voor collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan :

 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (lonen, premies, arbeidsduur, ...) zijn bindend voor alle werkgevers die vallen onder het ressort van het paritair orgaan, voor zover zij geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, vanaf de vijftiende dag na publicatie van het bericht van neerlegging in het BS, behalve wanneer de partien in de individuele arbeidsovereenkomst schriftelijk een strijdig beding hebben opgenomen en de werkgever geen lid is van een ondertekenende organisatie.

 

De algemeen verbindend verklaarde CAO is retroactief bindend voor alle werkgevers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en die geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, zonder enige uitzondering. Het koninklijk besluit heeft uitwerking vanaf de inwerkingtreding van de CAO, maar kan nooit meer dan één jaar terugwerken.

 

Wanneer de werkingssfeer van een paritair comité of paritair subcomité wordt gewijzigd, blijven de in die comités gesloten overeenkomsten bindend voor de werkgevers en werknemers die vóór de wijziging eronder vielen, totdat in het comité waaronder zij na de wijziging ressorteren, de toepassing van de in dit comité geldende overeenkomsten op die werkgevers en werknemers is geregeld.

 

 

 

 

 

 

Protocolakkoord dd.2 april 2001

 

Inleiding:

 

1.   Onderhavig protocolakkoord is tot stand gekomen in een kader waarbij de sociale partners op geprogrammeerde wijze over een periode van vier jaar, gaande van 2001 tot en met 2004 een inhaaleffect inzake de loonvoorwaarden in de horecasector wensen te realiseren.

 

2.   In uitvoering van onderhavig protocolakkoord verbinden de sociale partners er zich toe een aantal collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten die betrekking zullen hebben op de jaren 2001 - 2002, de engagementen die opgenomen zijn in het protocolakkoord in verband met de minimumlonen mee te nemen in het sectoraal overleg 2003 - 2004, en de afspraken die gemaakt werden ter invulling van een aantal punten in het protocolakkoord binnen de kortste termijn te realiseren.

 

3.   De inwerkingtreding van onderhavig protocolakkoord, met uitzondering van punt IV.2, is ondergeschikt aan de ontbindende voorwaarde dat, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 1 van 25.6.1997 tot invoering van een functieclassificatie en tot vaststelling van de minimumlonen die de mogelijkheid voorziet om werknemers die opgenomen zijn in de collectieve arbeidsovereenkomst van 1.7.97 tot verdeling van fooien en dienstpercentage te verlonen op basis van een vast loon, op een ondubbelzinnige manier gehandhaafd blijft.

 

Het behoud van de CAO n° l van 25 juni 1997 en meer in het bijzonder het artikel 33 betekent dat uitdrukkelijk bepaald en aanvaard wordt door de sociale partners dat vanaf 1 juli 1997 alle werknemers vermeld in het artikel 2 van de CAO van 01/07/1997 (KB van 20/05/1998 - B.S. van 03/09/1998), welke ook de wijze van verloning is die hen in het verleden werd of nu wordt toegekend, zij volgens twee verschillende manieren kunnen verloond worden te weten:

 

1°   op basis van het dienstgeld of de verdeling van de verzamelde dienstgelden;

2°   op basis van een vast loon.

 

Onderhavig protocolakkoord is onderverdeeld in zes hoofdstukken:

 

Hoofdstuk I    Koopkracht

Hoofdstuk II   Kwaliteit van de arbeid

Hoofdstuk III Vorming

Hoofdstuk IV Arbeidsorganisatie

Hoofdstuk V   Strijd tegen de deloyale concurrentie

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

HOOFDSTUK I - Koopkracht

I.1. Loonsverhoging

 

I.1.a.    Bij collectieve arbeidsovereenkomst zullen de geïndexeerde minimum- en effectieve uurlonen vanaf 1 juli 2001 en op 1 juli 2002 verhoogd worden met 6 BEF in de 39 u/week.

 

1 juli 2001 : 6 BEF per uur (0,15 EUR)

1 juli 2002 : 6 BEF per uur (0,15 EUR)

 

De geïndexeerde minimum- en effectieve maandlonen zullen vanaf 1 juli 2001 en 1 juli 2002 verhoogd worden met 1.014 BEF per maand.

 

      1 juli 2001 : 1.014 BEF per maand (25,14 EUR)

      1 juli 2002 : 1.014 BEF per maand (25,14 EUR)

 

Deze loonsverhogingen zullen aangepast worden voor het stelsel van 38 u/week.

 

1.1.b    Verhoging van de minimumlonen op 1 juli 2003 en op 1 juli 2004

 

De sociale partners verbinden er zich toe om, in het kader van het inhaaleffect zoals bepaald in punt 1 van de inleiding, de geïndexeerde minimumlonen in de 39 u/week te verhogen met :

 

voor de werknemers bezoldigd op een vast uurloon op :

 

1 juli 2003 : 5 BEF per uur (0,12 EUR)

1 juli 2004 : 5 BEF per uur (0,12 EUR)

 

voor de werknemers bezoldigd op basis van een maandloon op :

 

1 juli 2003 : 845 BEF per maand (20,95 EUR)

1 juli 2004 : 845 BEF per maand (20,95 EUR)

 

Ingevolge het sectoraal overleg 2003-2004 kunnen bovenvermelde bedragen verhoogd worden met de loonnorm, bepaald in het interprofessioneel akkoord.

I.2. Arbeidsduurverkorting

 

Bij collectieve arbeidsovereenkomst zal op 1 december 2002 de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur in de horecasector vastgesteld worden op 38 uur.

 

Voor de voltijdse werknemers die op 30 november 2002 nog tewerkgesteld zullen zijn in een stelsel van 39 uur per week zal de arbeidsduurverkorting op 1 december 2002 aanleiding geven tot een vermindering van de dag-uur arbeidsprestaties, de week-uur prestaties of een aantal compenserende vakantiedagen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20/06/1983 betreffende de verkorting van de arbeidsduur.

 

De verkorting van de wekelijkse arbeidsduur op 1 december 2002 zal tot gevolg hebben dat de uurlonen van de 39 u/week zullen vermeerderd worden met 2,63 %

I.3. Premie voor werk op zon- en feestdagen

 

Bij collectieve arbeidsovereenkomst zal aan de werknemers een premie voor arbeidsprestaties op zon- en feestdagen toegekend worden.

 

Door zon- of feestdag wordt verstaan de tijdsperiode die loopt van 0 tot 24 uur op bedoelde zon- en feestdagen.

 

Voor de deeltijdse werknemers wordt de premie pro rata temporis bepaald in functie van het aantal arbeidsuren per week vastgelegd in hun arbeidsovereenkomst of van het gemiddeld aantal arbeidsuren per week indien het werkrooster werd opgesteld op basis van een cyclus die loopt over meer dan een week.

 

Op 1 juli 2001 zal de premie voor de voltijdse werknemer 180 BEF bedragen (4,46 EUR)

Op 1 juli 2002 zal deze premie op 360 BEF gebracht worden (8,92 EUR).

 

De collectieve arbeidsovereenkomst van 9.12.1998 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden voor de werknemers die arbeidsprestaties leveren tussen 24 uur en 5 uur zal aangepast worden dermate dat de toeslag voor nachtarbeid niet zal toegepast worden voor deze dagen waarop de premie voor werk op zon- en feestdagen verschuldigd is.

I.4. Vervoerskosten

 

In de collectieve arbeidsovereenkomst in verband met de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers van 25.6.1997 wordt het artikel 2 als volgt aangevuld met een littera

 

d)   vervoer per fiets:

 

Door de werkgever zal aan de werknemer die zich verplaatst per fiets een vergoeding betaald worden van 6 BEF (0,15 EUR) per kilometer afgelegd per fiets van zijn woonplaats tot de plaats van de tewerkstelling, en dit onafgezien van de afstand.

I.5. Anciënniteitregeling voor seizoenarbeiders

 

Het artikel 28 al. 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van art. 1 van 25.6.1997 tot invoering van een functieclassificatie en tot vaststelling van de minimumlonen wordt als volgt aangepast:

 

“telkenmale de werknemer 130 arbeidsdagen (5-dagenstelsel) of 156 arbeidsdagen (6-dagenstelsel) totaliseert bij dezelfde werkgever en in dezelfde functiecategorie, heeft hij recht op het minimumloon van één hoger functiejaar”.

I.6. Bestaanszekerheidvergoeding

 

De collectieve arbeidsovereenkomst van 20.8.1999 waarbij aan de werknemers het recht op een bestaanszekerheidsuitkering wordt toegekend bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken, wordt verlengd tot 31 december 2002.

 

Vanaf 1 juli 2001 wordt het artikel 4 van eerder genoemde collectieve arbeidsovereenkomst vervangen door de hiernavolgende bepaling:

 

“De bestaanszekerheidsuitkering bedraagt per dag werkloosheid 120 BEF (2,97 EUR)”.

I.7. Carenzdag

 

De collectieve arbeidsovereenkomst van 20.08.1999 tot betaling van één carenzdag per kalenderjaar wordt verlengd voor de periode van 1.1.2001 tot 31.12.2002

1.8 Syndicale premie.

 

De sociale partners verbinden er zich toe in de schoot van de Raad van Bestuur van het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca en Aanverwante bedrijven de beslissing te valideren waarbij het bedrag van de syndicale premie voor de voltijdse werknemers aangesloten bij een syndicale organisatie als volgt wordt vastgesteld:

 

2001 : 3.800 BEF ( 94,20 EUR)

2002 : 4.100 BEF (101,64 EUR)

2003 : 4.400 BEF (109,07 EUR)

2004 : 4.700 BEF (116,51 EUR)

 

Voor de berekening van het bedrag van de syndicale premie worden met effectief gewerkte dagen gelijkgesteld en dit beperkt tot één kalenderjaar, de dagen van arbeidsonderbreking, zoals bepaald in artikel 16 van het Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie.

I.9. Sociale voordelen

 

De sociale partners zullen in de schoot van de Raad van Bestuur van het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca en Aanverwante bedrijven een werkgroep oprichten om te onderzoeken welke financiële middelen kunnen vrijgemaakt worden voor de gedeeltelijke solidarisering van sommige bestaande sociale voordelen voor werknemers.

 

De werkgroep zal haar conclusies uiterlijk op 1.7.2002 neerleggen.

HOOFDSTUK II - Kwaliteit van de arbeid

II.1.      Brugpensioen

 

De collectieve arbeidsovereenkomsten van 20.8.1999 in verband met het conventioneel brugpensioen op 56 jaar en het halftijds brugpensioen worden verlengd van 1.1.2001 tot 31.12.2002.

II.2.      CAO 32 bis

 

Rekeninghoudend met de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement of gerechtelijk akkoord door boedelafstand zal een werkgroep een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst voorbereiden, waarvan het toepassingsgebied zich zal beperken tot traiteurs en cateringbedrijven die een contract overnemen dat erin bestaat maaltijden te bereiden en/of te serveren in opdracht en voor rekening van een derde, die een publieke of private persoon kan zijn.

 

In de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst zal een duidelijke regeling getroffen worden in verband met:

 

1.   de zekerheid van tewerkstelling van de werknemers.

2.   de beperking van de overdracht van de wettelijke verplichtingen van de oude werkgever op de nieuwe werkgever.

3.   de verplichting om alle gegevens die de overdracht regelen, ten laatste tien werkdagen voor de offertes moeten ingediend worden.

4.   het aantal overgedragen beschermde werknemers moet op een bepaald tijdstip worden vastgesteld (het kan niet fictief verhoogd worden).

5.   wijzigingen in de loon- en arbeidsvoorwaarden moeten ten minste 90 dagen voor de overdracht door de werkgever ingevoerd zijn behoudens deze die het gevolg zijn van wettelijke of reglementaire beschikkingen.

6.   de informatie die aan de syndicale delegatie, ondernemingsraad of regionale vakbondssecretaris moet verstrekt worden.

II.3.      Opzegtermijnen

 

In de schoot van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf zal door de sociale partners een verzoek gericht worden aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid om het artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 31.8.1999 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf als volgt aan te passen:

Artikel 3 - Wanneer de arbeidsovereenkomst gesloten is voor een onbepaalde tijd en het werklieden betreft die meer dan 12 maanden ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn en het ontslag door de werkgever wordt gegeven, worden de hiernavolgende opzeggingstermijnen vastgesteld:

 

1°   35 dagen wat werklieden betreft die tussen 12 maanden en minder dan 5 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;

2°   42 dagen wat de werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 10 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;

3°   56 dagen wat de werklieden betreft die tussen 10 en minder dan 15 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;

4°   84 dagen wat de werklieden betreft die tussen 15 en minder dan 20 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;

5°   112 dagen wat de werklieden betreft die tussen 20 en minder dan 27 jaren anciënniteit in de onderneming tellen.

 

De opzeggingstermijnen voorzien in het Koninklijk Besluit van 31.08.1999 die voordeliger zijn dan deze voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van de Nationale Arbeidsraad blijven behouden.

II.4.      Sociale democratie

 

In uitvoering van en overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen zal artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 25.6.1997 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen aangepast worden in functie van de omzendbrief betreffende de verkiezingen voor de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk van 2.6.1999 (B.S. van 30.06.1999) om het begrip technische bedrijfseenheid en de berekening van het aantal werknemers in de onderneming te definiëren.

II.5.      Anciënniteitverlof

 

In de ondernemingen waarin nog geen gelijkaardig voordeel bestaat zal bij collectieve arbeidsovereenkomst aan de voltijdse werknemers tewerkgesteld in ondernemingen met meer dan 50 werknemers bij elke vijfde verjaring van de arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming één extralegale verlofdag toegekend worden.

 

Aan de deeltijdse werknemers tewerkgesteld in ondernemingen met meer dan 50 werknemers zal bij elke vijfde verjaring van de arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming één extralegale verlofdag naar verhouding tot hun arbeidsprestaties toegekend worden.

 

Valt onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst de onderneming die op 31 december van het jaar dat de collectieve arbeidsovereenkomst inwerking treedt of de daaropvolgende jaren gemiddeld 50 werknemers tewerkstelt, berekend volgens de formule bepaald in punt II.4 van onderhavig protocolakkoord.

 

In het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de onderneming valt onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst zullen alle werknemers in functie van de door hen opgebouwde anciënniteit in de onderneming in de loop van dat kalenderjaar de extralegale verlofdagen kunnen opnemen.

 

Vanaf het ogenblik dat een onderneming valt onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst zal de regeling inzake extralegale verlofdagen gehandhaafd blijven, wat ook het aantal tewerkgestelde werknemers is in de onderneming, ingeschreven in het personeelsregister.

 

De berekening van het loon voor de extralegale verlofdagen is gelijk aan de berekening van het loon van een feestdag.

HOOFDSTUK III – Vorming

III.1.    Vorming van de personen die behoren tot de risicogroepen en de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.

 

In uitvoering van de programmawet zal een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten worden waarbij voor de periode van 1.1.2001 tot 31.12.2002 een bijdrage zal geïnd worden van 0,10 % op grond van het volledige loon van de werknemer zoals bedoeld in art. 23 van de Wet van 29.6.1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en gestort aan het  Waarborg en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café en aanverwante bedrijven, opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26.6.1979 in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

 

Onder risicogroepen zal onder meer beschouwd worden:

alle werkzoekenden ongeacht hun opleiding die in aanmerking wensen te komen voor een tewerkstelling in de horecasector;

de werknemers tewerkgesteld in de horecasector die ten gevolge van de toepassing van nieuwe technologieën of arbeidsprocessen een bij- of omscholing moeten ontvangen;

autochtone en allochtone werkzoekende jongeren;

oudere werknemers en mindervalide werknemers.

 

De eerder genoemde middelen kunnen eveneens aangewend worden om deel te nemen aan regionale tewerkstellingsprogramma’s die in aanmerking komen voor regionale of Europese financiering.

III.2.    Permanente vorming van werknemers

 

In uitvoering van het Interprofessioneel Akkoord 2001-2002 zal een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten worden vanaf 1.1.2001 voor onbepaalde duur waarbij een bijdrage zal geïnd worden van 0,30% op grond van het volledige loon van de werknemer zoals bedoeld in art. 23 van de Wet van 29.6.1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en gestort worden aan het Waarborg en Sociaal Fonds voor de hotel-,restaurant-, café en aanverwante bedrijven, opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26.6.1979 in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

 

In eerder genoemde bijdrage zit 0,05 % vervat die aan geïnteresseerde werkgevers de mogelijkheid moet bieden om deel te nemen aan de werknemersopleidingen.

 

De middelen voor permanente vorming zullen o.a. aangewend worden voor:

de organisatie van vraaggerichte professionele vorming;

de financiële ondersteuning van initiatieven voor vorming;

initiatieven van samenwerking met het onderwijs en andere opleidingsverstrekkers;

maatregelen tot kwalitatieve omkadering van de vorming;

bevordering van e-learning;

opmaak van beroeps- en kwalificatieprofielen;

certificatie van opleidingen;

uitbouw van peterschapsformules;

inventarisatie van opleidingsbehoeften;

nemen van preventieve maatregelen om knelpuntenberoepen eigen aan de horecasector op te vangen.

HOOFDSTUK IV - Arbeidsorganisatie

IV.1.    Strijd tegen het zwartwerk

 

Door de sociale partners zal een paritaire werkgroep opgericht worden met als opdracht voorstellen uit te werken in het kader van de strijd tegen het zwartwerk.

 

In deze werkgroep zal onderzocht worden of een specifiek systeem in aansluiting op het aanwezigheidsregister voor extra's kan uitgewerkt worden voor de gelegenheidsarbeiders in de horecasector.

IV.2.    Functieclassificatie

 

In een collectieve arbeidsovereenkomst zal het artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25.06.1997 tot invoering van een functieclassificatie en tot vaststelling van de minimumlonen dat bepaalt dat "De werknemer die in een onderneming meerdere functies uitoefent zoals vermeld op de lijst van de referentiefuncties, zal deze referentiefunctie en de daaraan gekoppelde verloning vermeld krijgen op zijn arbeidsovereenkomst en op zijn loonfiche waar hij in de loop van de arbeidsweek of een volledige arbeidscyclus de meeste arbeidsuren aan besteedt" verfijnd worden.

IV.3.    Arbeidsduurregeling spoorsector - voorstel van reglementair besluit

 

Het reizend personeel tewerkgesteld in de spoorsector wordt, omwille van de arbeidsomstandigheden die inherent zijn aan het vervoer per trein, geconfronteerd met de onmogelijkheid om de wettelijke bepalingen inzake de maximale arbeidsduur van 11 uur per dag na te leven. De reis- en rusttijden van de werknemers zijn onlosmakelijk verbonden met de rijtijden van de treinen.

 

Teneinde aan hoger geschetst probleem een oplossing te geven zullen de sociale partners in de schoot van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf een werkgroep oprichten om aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid te vragen een reglementair besluit te nemen, gesteund op bestaande ondernemingsconventies, waarvan de principes opgenomen zijn in de bijlage bij onderhavig protocolakkoord.

IV.4.    Variabele werkroosters van deeltijdse werknemers

 

De collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1998 betreffende de bekendmaking van de variabele werkroosters van de deeltijdse werknemers wordt voor onbepaalde duur hernieuwd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat artikel 1 en artikel 2 op 1 juli 2001 als volgt worden aangepast:

 

Artikel 1 - In uitvoering van artikel 159, alinea's 1 en 3 van de programmawet van 22 december 1989, moet de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de dagelijkse werkroosters ten minste 48 uur vooraf door aanplakking van een gedateerd bericht, ter kennis brengen van de werknemers, In de lokalen van de onderneming, op de plaats bedoeld bij artikel 15 van de Wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

Het gedateerd bericht, dat voor ieder deeltijdse werknemer afzonderlijk het werkrooster bepaalt, dient gedurende één jaar bewaard te worden, te rekenen vanaf de dag waarop het werkrooster ophoudt van kracht te zijn.

 

Artikel 2 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor hotelbedrijf en in zoverre zij individueel de goedkeuring krijgen van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf om deze afwijking toe te passen.

IV.5.    Overurenkrediet

 

In uitvoering van artikel 20bis §4 van de arbeidswet van 16 maart 1971 zal door de sociale partners een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten worden dat het aantal arbeidsuren dat over een jaar moet worden gepresteerd met 65 uren per kalenderjaar kan overschreden worden op het einde van het jaar, zonder inhaalrust, ook niet in het volgend kwartaal.

In het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst zal bepaald worden dat van de afwijking zal kunnen gebruik gemaakt worden in zoverre de onderneming de goedkeuring krijgt van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

 

Een uitzondering zal gemaakt worden voor de ondernemingen waarin een afwijking is voorzien in het arbeidsreglement, afwijking die goedgekeurd moet worden door de ondernemingsraad.

 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001.

IV.6.    Rusttijd

 

In die ondernemingen waar een continue dienstverlening moet verzekerd worden en werknemers tewerkgesteld worden in opeenvolgende ploegen, zal in uitvoering van artikel 38ter §2 4° van de Arbeidswet van 16 maart 1971 een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten worden waarbij in afwijking van §1 van hetzelfde artikel, de rusttijd van de werknemers/sters, tewerkgesteld in de referentiefuncties 306/316/821, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1997, waaraan werkroosters in ploegen zijn gekoppeld, kan teruggebracht worden tot 8 uur bij wijziging van uurrooster of wissel van ploegen.  De maximum drie uren rusttijd die aldus niet konden opgenomen worden zullen gerecupereerd worden tijdens de periode waarin de tijd tussen twee werkroosters toelaat de niet opgenomen rustperiode in te halen.

 

Voor de referentiefuncties die niet opgenomen werden in voorgaande paragraaf maar die gekoppeld zijn aan werkroosters in ploegen kan de rusttijd van de werknemer teruggebracht worden tot 8 uur bij wijziging van uurrooster mits akkoord van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of mits een bedrijfsovereenkomst.

 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001.

IV.7.    Leidende functie of vertrouwenspost

 

De sociale partners zullen in de schoot van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf een aanbeveling richten tot de Minister van Tewerkstelling en Arbeid tot aanpassing van het artikel 2 V van het Koninklijk Besluit van 10 februari 1965 tot aanduiding van de met leidende functie of vertrouwenspost beklede personen in de particuliere sectors van 's lands bedrijfsleven voor de toepassing van de wet betreffende de arbeidsduur.

 

In deze aanbeveling zal gevraagd worden om in het KB opgesomde functiebenamingen aan te passen aan de referentiefunctiebenamingen die opgenomen zijn in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25.6.1997 tot invoering van een functieclassificatie en tot vaststelling van de minimumlonen.

 

Daarenboven zal gevraagd worden dat de leidende functie van directeur slechts toegekend kan worden aan de persoon die het werkelijk gezag uitoefent en de verantwoordelijkheid draagt over ten minste 9 werknemers in de onderneming.

HOOFDSTUK V - Strijd tegen de deloyale concurrentie

 

Tijdens de duurtijd van onderhavig protocolakkoord zullen de sociale partners de nodige initiatieven nemen om de deloyale concurrentie die ernstige schade toebrengt aan de horecasector te verminderen of uit te schakelen.

HOOFDSTUK VI - Slotbepalingen

 

De sociale voordelen die in uitvoering van onderhavig protocolakkoord aan de werknemers worden toegekend kunnen niet gecumuleerd worden met reeds identiek bestaande voordelen op ondernemingsvlak. Indien op ondernemingsvlak reeds gunstiger voordelen werden toegekend blijven deze behouden. De syndicale organisaties zullen zich op het niveau van de onderneming onthouden om aanvullende looneisen te stellen die de loonnorm, voorzien in het interprofessioneel akkoord, overstijgen.

Onderhavig protocolakkoord zal aanleiding geven tot een sociale vrede in de horecasector.

BIJLAGE

1. Toepassingsgebied van het besluit

 

Het besluit zal enkel van toepassing zijn op de reizende werknemers en werkneemsters tewerkgesteld in ondernemingen die bedrijvig zijn in de spoorsector en die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

2. Soorten trajecten die een specifieke regeling noodzakelijk maken

 

A.  Treinen die een traject afleggen waardoor de onderbroken reistijd van de werknemer vanuit gelijk welk Belgisch station tot de eindebestemming en terug, de 11 uur niet overschrijdt.

 

B.   Treinen die een traject afleggen waarvan de rijtijd vanuit gelijk welk Belgisch station tot zijn eindbestemming en terug de 11 uur overschrijdt.

 

C.   Treinen die continu rijden tussen 24 uur en 5 uur en waarvan de rijtijd vanuit gelijk welk Belgisch station tot zijn eindbestemming en terug de 11 uur overschrijdt.

 

Bepaling van de arbeidsduur van werknemers/werkneemsters tewerkgesteld op treinen vallend onder type 2A & 2B

 

1.   De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de werknemer in uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst (deeltijds) of in uitvoering van de arbeidsduurregeling van toepassing in de onderneming (voltijds), wordt bepaald op basis van een kalenderjaar.

 

2.   Ieder kalenderjaar wordt opgesplitst in drie gelijke periodes van 4 maanden.

 

3.   In een periode van 4 maanden kan de gemiddelde arbeidsduur van de werknemer lager of hoger liggen dan de gemiddelde arbeidsduur, bepaald op basis van zijn arbeidsovereenkomst of op basis van zijn arbeidsduurregeling van toepassing in de onderneming, wat hierna het theoretisch gemiddelde wordt genoemd.

 

4.   Indien de effectieve arbeidsduur lager ligt dan het theoretisch gemiddelde, dan worden de uren overgedragen naar een volgende periode van 4 maanden, evenwel met een maximum dat overeenstemt met het theoretisch gemiddelde.

 

5.   Indien de effectieve arbeidsduur hoger ligt dan het theoretisch gemiddelde, dan worden deze uren steeds overgedragen naar een volgende periode van 4 maanden zonder beperking.

 

6.   Voor de berekening van de reëel gepresteerde dagen en uren, worden die dagen en uren die door de wet als gelijkgestelde dagen en uren worden beschouwd, mee verrekend als werktijd. De werktijd omvat de tijd aan boord van de trein, de check-in en check-out en de rusttijd en/of wachttijd.

 

7.   De rust en/of wachttijden worden gelijkgesteld met 12,5 % van de gemiddelde werktijd in een periode van 4 maanden. Indien de rust- en wachttijden groter zijn dan 12,5 % dan wordt het overschot bij de gewerkte tijd gevoegd of ter compensatie van een aantal min-uren aangewend.

4. Bepaling van de arbeidsduur van de werknemers/sters tewerkgesteld onder treinen vallend onder type 2c

 

1.   De tijd dat de werknemer ter beschikking van de werkgever staat, wordt forfaitair bepaald.  Hierbij wordt rekening gehouden met de tijd aan boord, check-in, check-out, wachttijden en rusttijden.

 

2.   Er wordt geen rekening gehouden bij het bepalen van het forfait, met de uren dat de werknemer ter beschikking staat van de werkgever, als gevolg van vertraging van de treinen.

 

 

 

 

 


Historiek
01/01/2023 31/12/2024 01 Sectoraal akkoord 2023-2024
01/01/2019 31/12/2020 01 Sectoraal akkoord 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 01 Sectorakkoord 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 01 Protocolakkoord 2015-2016
01/01/2013 31/12/2014 01 Protocolakkoord 2013-2014
01/01/2011 31/12/2012 01 Protocolakkoord 2011-2012
01/01/2009 31/12/2010 01 Protocolakkoord 2009 - 2010
01/07/2005 31/12/2008 01 Protocolakkoord
01/07/2001 30/06/2005 01 Protocolakkoord
01/01/2001 30/06/2001 01 Protocolakkoord