04010301 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers

Paritair (sub-)Comité nr.:
330.01.20-00.00

Bijwerking: 15/02/2013
Geldig vanaf: 01/05/1974

CAO 1/07/1975 + CAO 26/01/2009

De baremieke anciënniteit voor elke werknemer wordt berekend vanaf de 1ste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer in dienst is getreden van de instelling. 

Werknemer die, voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen" en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan 1 jaar bedraagt:

- gedurende de eerste 3 maanden na zijn indienstneming: aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld

- vanaf de 4de tot en met de 12de maand tewerkstelling: anciënniteit vastgesteld op de 1/2 van het aantal jaren dienst in de instelling waarbij hij laatst was tewerkgesteld (gedurende tenminste 13 maanden)

- vanaf de 13de maand tewerkstelling: de resterende 1/2 van het aantal jaren dienst kan al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen" of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan 1 jaar bedragt:

- gedurende de eerste 6 maanden na zijn indienstneming: aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld

- vanaf de 7de tot en met de 12de maand tewerkstelling: anciënniteit vastgesteld op de 1/2 van het aantal jaren dienst in de instelling waar hij laatst was tewerkgesteld (gedurende tenminste13 maanden)

- vanaf de 13de maand tewerkstelling: de resterende 1/2 van het aantal jaren dienst kan al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Begrip "instelling van een andere aard" en begrip "instelling van dezelfde aard"

De "instellingen van dezelfde aard of een andere aard" zijn de instellingen of diensten die bedoeld worden in het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor gezondheidsinstellingen en -diensten.

Onder instellingen van dezelfde aard verstaat men b.v. andere rusthuizen voor bejaarden.

Onder instellingen van een andere aard verstaat men bv. rusthuis voor bejaarden en ziekenhuis.

In het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten werd op 1 juli 1975 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot vaststelling van de berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 27 april 1977 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 17 mei 1977.

In het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten werd op 26 januari 2009 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten houdende harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen voor het personeel van de privé ziekenhuizen.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 28 juni 2009 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2009.

Wij geven u hierna de bepalingen van beide CAO’s betreffende de berekening van de anciënniteit en vervolgens enige commentaar en enkele praktische voorbeelden.

A. CAO van 1 juli 1975

Artikel 1 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op het werklieden- en bediendenpersoneel van de instellingen welke onder het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten ressorteren, met uitsluiting van deze voor de tandprothese.

Artikel 2 

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst leggen de regels vast welke op alle werknemers van toepassing zijn, onverminderd de bepalingen van de hoofdstukken II, 2 en III, 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1971 van het Nationaal Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten tot vaststelling van de beloningsvoorwaarden van de werknemers der gezondheidsdiensten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1971 en van de hoofdstukken II, 2 en III, 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1974, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden van sommige werknemers, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 28 mei 1971, 10 februari 1972 en 3 december 1974.

Artikel 3 

De werknemer die, voor zijn indienstneming, was tewerkgesteld in een instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan een jaar bedraagt, ontvangt, gedurende de eerste drie maanden na zijn indienstneming, het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de vierde tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waarbij hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan, de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende tenminste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling, kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Artikel 4 

De werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan een jaar bedraagt, ontvangt gedurende de eerste zes maanden na zijn indienstneming het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.  

Vanaf de zevende tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waar hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende tenminste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Artikel 5 

Indien het resultaat van de deling, bij de berekening van de helft van het aantal jaren dienst bedoeld in de artikelen 3 en 4, een breuk is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.

Artikel 6 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1974 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten.

B. CAO van 26 januari 2009 

HOOFDSTUK I – Inleidende bepalingen

Artikel 1 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen en dagverzorgingscentra die ressorteren onder het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en –diensten.

Onder werknemers wordt verstaan: het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.

(...)

HOOFDSTUK VI – Gemeenschappelijke bepalingen

(...)

3. Baremieke anciënniteit

Artikel 15 

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1975, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, tot vaststelling van de berekening van de baremieke anciënniteit van de werknemers, wordt de baremieke anciënniteit voor elke werknemer berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer in dienst is getreden van de instelling. 

(...)

HOOFDSTUK VIII – Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten tot harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen voor het personeel van de privé ziekenhuizen vanaf het ogenblik dat de voordelen bedongen in deze collectieve arbeidsovereenkomst effectief worden toegekend (KB van 23/10/2002 - BS van 5/11/2002).

Artikel 18

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009. 

Zij is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

(...)

C. Commentaar

a)   Werknemer die, voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen" en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan 1 jaar bedraagt:

De werknemer die, voor zijn indienstneming, was tewerkgesteld in een instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan een jaar bedraagt, ontvangt, gedurende de eerste drie maanden na zijn indienstneming, het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de vierde tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waarbij hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan, de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende tenminste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling, kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Indien het resultaat van de deling, bij de berekening van de helft van het aantal jaren dienst bedoeld in de artikelen 3 en 4, een breuk is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.

b)   Werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen" of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan 1 jaar bedragt:

De werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan een jaar bedraagt, ontvangt gedurende de eerste zes maanden na zijn indienstneming het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de zevende tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waar hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende tenminste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Indien het resultaat van de deling, bij de berekening van de helft van het aantal jaren dienst bedoeld in de artikelen 3 en 4, een breuk is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.

c)   Opmerking:

Het Arbeidshof van Brussel sprak zich in een arrest van 20 april 2012 uit over de interpretatie van het begrip "instelling van een andere aard".

Volgens het Hof zijn de "instellingen van dezelfde aard of een andere aard" de instellingen of diensten die bedoeld worden in het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor gezondheidsinstellingen en -diensten.

In het besproken arrest eist een werkneemster van een kinderopvang (PC 331) een overname van anciënniteit die ze bij een inrichting van Bijzonder Jeugdzorg (PC 319) had verworven.  Volgens het Hof is een inrichting van Bijzondere Jeugdzorg die onder het Paritair Comité 319 ressorteerd geen instelling van een andere aard zoals bedoeld wordt in de CAO voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.  De vordering om de anciënniteit te nemen, werd afgewezen.

Onder instelling van dezelfde aard verstaat men b.v. andere rusthuizen voor bejaarden.

Onder instelling van een andere aard verstaat men bv. rusthuizen voor bejaarden en ziekenhuizen.

D. Praktische voorbeelden

1)   Eerdere tewerkstelling in een ander rustoord voor bejaarden (instelling van dezelfde aard)

    Arbeidsonderbreking > 1 jaar: zie voorbeeld punt 2 (wordt gelijkgesteld met een eerdere tewerkstelling in een instelling van een andere aard).

    Arbeidsonderbreking < 1 jaar en tenminste 13 maanden dienst in een instelling van dezelfde aard.

   Eerdere tewerkstelling van 2 jaar.

·       Eerste drie maanden: loonschaal anciënniteit 0.

·       Vanaf de 4de tot en met de 12de maand: samenvoeging van de helft van het aantal dienstjaren in de vorige instelling (2 jaar: 2 = 1 jaar) met de overeenstemmende loonschaal (0 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 1 jaar.

·       Vanaf de 13de maand, samenvoeging van de anciënniteit verworven bij de huidige werkgever (1 jaar) met de helft van de anciënniteit verworven in de vorige instelling (1 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 2 jaar.

   Eerdere tewerkstelling van 14 maanden.

·       Oplossing zoals in a) maar met de volgende afrondingsregel vanaf de 4de maand:

Aangezien de helft van de dienstjaren 7 maanden bedraagt en dat 7/12 een breuk is, dient men het resultaat af te ronden op 1. (zie artikel 5 van de CAO van 1 juli 1975)

2)   Eerdere tewerkstelling in een instelling van een andere aard of in een instelling van dezelfde aard met een onderbreking van één jaar of meer

·       Wij herinneren eraan dat een tewerkstelling van minstens 13 maanden vereist is voor de toepassing van deze regel.

·       Eerdere tewerkstelling van 2 jaar.

·       Eerste zes maanden: loonschaal anciënniteit 0.

·       Vanaf de 7de tot en met de 12de maand: samenvoeging van de helft van het aantal dienstjaren in de vroegere instelling (2 jaar: 2 = 1 jaar) met de overeenstemmende loonschaal (0 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 1 jaar.

·       Vanaf de 13de maand, samenvoeging van de anciënniteit verworven bij de huidige werkgever (1 jaar) met de helft van de anciënniteit verworven in de vorige instelling (1 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 2 jaar.


Historiek
01/05/1974 31/12/2999 04010301 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers
01/05/1974 31/12/2008 04010301 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers
01/10/2002 03/12/2008 04010301 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers
01/10/2002 30/09/2002 04010301 040103 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers
01/05/1974 30/09/2002 04010301 040103 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers
01/01/2009 30/04/1974 04010301 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers