14 Verlof voor dwingende familiale redenen

Paritair (sub-)Comité nr.:
330.01.20-00.00

Bijwerking: 21/09/2012
Geldig vanaf: 02/01/1981

De werknemer heeft recht op een niet-beloonde afwezigheid van maximum tien dagen/jaar, in de volgende gevallen:

1. ongeval, ziekte of overlijden van een afstammeling, van de echtgenoot of van een andere persoon die tot het gezin behoort;

2. ongeval, ziekte of overlijden van een alleen levende vader, moeder of afstammeling;

3. buitengewone noodzakelijkheid van bewaking van de kinderen van de werknemer;

4. aanzienlijke materiële schade aan de woning van de werknemer.

CAO 26/06/1980

In het Paritair Subcomité voor de inrichtingen die niet aan de wet op de ziekenhuizen onderworpen zijn werd op 26 juni 1980 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende gewettigde  afwezigheidsdagen om dwingende familiale redenen. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 2 oktober 1980 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 december 1980.

Wij geven u hierna de tekst van deze CAO en vervolgens een bondige commentaar.

A. Tekst van de CAO

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de instellingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de inrichtingen die niet aan de wet op de ziekenhuizen onderworpen zijn.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werknemers" verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.

Artikel 2

Overeenkomstig het interprofessioneel akkoord van 10 februari 1975 en in het bijzonder punt 8 b ervan, mogen de werknemers op het werk afwezig zijn om dwingende familiale redenen binnen de hierna bepaalde grenzen.

Artikel 3

De werknemer heeft recht op een niet-beloonde afwezigheid van maximum tien dagen per jaar, in de volgende gevallen:

1. ongeval, ziekte of overlijden van een afstammeling, van de echtgenoot of van een andere persoon die tot het gezin behoort;

2. ongeval, ziekte of overlijden van een alleen levende vader, moeder of afstammeling;

3. buitengewone noodzakelijkheid van bewaking van de kinderen van de werknemer;

4. aanzienlijke materiële schade aan de woning van de werknemer.

De bepalingen van het koninklijk besluit van 12 juli 1976 tot invoering van de gelijkstelling van gewettigde afwezigheidsdagen om dwingende familiale redenen met arbeidsdagen, voor de toepassing der sociale zekerheidswetgeving, is van toepassing op deze afwezigheidsdagen.

Artikel 4

De werknemer moet de werkgever hierna vooraf op de hoogte brengen of indien die niet mogelijk is, hem onmiddellijk verwittigen.

Artikel 5

De reden van de afwezigheid moet door gepaste documenten worden bewezen of, bij gebrek hieraan, door om het even welk ander rechtsmiddel.

Artikel 6

De afwezigheid mag nooit minder bedragen dan één dag, tenzij de werknemer om een van hogervermelde redenen zijn werk dringend moet verlaten.  In dit laatste geval, wordt elke afwezigheid van meer dan vier uren gelijkgesteld met een afwezigheid van een dag en elke afwezigheid van minder dan vier uren, met deze van een halve dag, onverminderd de betaling van de reeds gepresteerde uren arbeid.

Artikel 7

De werknemers die gunstigere voorwaarden genieten dan deze vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven deze verder behouden.

Artikel 8

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1981 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan worden opgezegd door één van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de inrichtingen die niet aan de wet op de ziekenhuizen onderworpen zijn.

B. Commentaar

Maximum tien afwezigheidsdagen wegens dwingende familiale redenen mogen per kalenderjaar als gelijkgestelde dagen aangegeven worden voor de sociale zekerheid.


Historiek
02/01/1981 31/12/2999 14 Verlof voor dwingende familiale redenen