Sectorakkoord 2023-2024

11/10/2023

Op 27 september 2023 werd in het Paritair Comité voor de vrije beroepen (PC 336) een sectorakkoord 2023 - 2024 gesloten. U vindt hierna een samenvatting van de voornaamste voordelen die ingevolge dit akkoord moeten worden toegekend.

1. Suppletieve regeling van loonindexering voor de periode 2023-2024

Voor de werknemers van de ondernemingen waarin geen regeling van loonindexering wordt toegepast, en van wie het maandloon hoger is dan het minimumloon van de sector, wordt, voor de periode 2023-2024:

  • het bedrag van het vast maandloon, begrensd op een voltijds maandloon van € 3.500, op 1 januari 2024 aangepast in functie van de reële evolutie van het afgevlakte gezondheidscijfer in het jaar 2023 berekend als volgt: het rekenkundige gemiddelde van de afgevlakte gezondheidsindexcijfers van november en december 2023 in verhouding van het rekenkundig gemiddelde van de afgevlakte gezondheidsindexcijfers van november en december 2022;
  • het bedrag van het vast maandloon begrensd op een voltijds maandloon van € 3.500 op 1 januari 2025 aangepast in functie van de reële evolutie van het afgevlakte gezondheidsindexcijfer in het jaar 2024 berekend als volgt: het rekenkundige gemiddelde van de afgevlakte gezondheidsindexcijfers van november en december 2024 in verhouding van het rekenkundig gemiddelde van de afgevlakte gezondheidsindexcijfers van november en december 2023.

Effectieve verhogingen van het loon en/of andere voordelen die in de loop van respectievelijk 2023 en 2024 werden of worden toegekend kunnen worden verrekend op de hierboven voorziene loonindexeringen. Automatische verhogingen van het loon in toepassing van een collectief vastgestelde loonschaal op ondernemingsvlak, bonussen in het kader van de Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 90 van de Nationale Arbeidsraad (NAR), een koopkrachtpremie en kostenvergoedingen komen daartoe niet in aanmerking.

De voordelen worden op basis van hun totale kost (bruto + patronale RSZ) aangerekend op de loonkost van de hierboven voorziene loonindexeringen.

2. Minimum maandloon

Er wordt een dubbele aanpassing aangebracht aan de Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2022 betreffende het minimum maandloon (registratienummer: 174580/CO/336):

  • de categorieën 1, 2 en 3 van het minimum maandloon worden vanaf 1 januari 2024 afgeschaft;
  • de categorie 4 van het minimum maandloon zal eveneens vanaf 1 januari 2024, en dat zonder de huidige leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarde, worden opgevat als het uniek minimum maandloon voor de sector (1 januari 2024: € 2048,93).

3. Jongerenbarema

Het specifieke jongerenbarema wordt vanaf 1 januari 2024 afgeschaft.

4. SWT

Verlenging van de huidige regeling.

5. Vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid

De sector treedt toe tot de cao’s betreffende de vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid.

6. Tijdskrediet

Er zal een cao 'Tijdskrediet' worden gesloten voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025:

  • tijdskrediet met motief 24 maanden voltijds of halftijds voor werknemers met minstens 3 jaar anciënniteit in de onderneming
  • tijdskrediet met motief 36 maanden voltijds of halftijds voor werknemers met minstens 5 jaar onderneming;
  • tijdskrediet met motief 51 maanden voltijds of halftijds voor werknemers met minstens 8 jaar anciënniteit in de onderneming.

Verlenging van het stelsel landingsbanen 1/5 de vanaf 55 jaar en halftijds vanaf 55 jaar.

7. Aanmoedigingspremie

De sociale partners wensen via een cao in te tekenen op het stelsel van de aanmoedigingspremies de Vlaamse Gemeenschap.

8. Opleiding

In de ondernemingen met minstens 5 en minder dan 10 werknemers geldt vanaf 1 januari 2024: 1 individuele opleidingsdag per jaar voor een voltijdse werknemer.

In de ondernemingen met minstens 10 en minder dan 20 werknemers geldt een beperkt groeipad:

  • 2023: 1,5 individuele opleidingsdag per jaar voor een voltijds werknemer;
  • 2026: 2 individuele opleidingsdagen per jaar voor een voltijds werknemer.

In de ondernemingen met 20 of meer werknemers geldt een groeipad:

  • 2023: 3 individuele opleidingsdagen per jaar voor een voltijds werknemer;
  • 2024: 3,5 individuele opleidingsdagen per jaar voor een voltijds werknemer;
  • 2026: 4 individuele opleidingsdagen per jaar voor een voltijds werknemer;
  • 2028: 4,5 individuele opleidingsdagen per jaar voor een voltijds werknemer;
  • 2030: 5 individuele opleidingsdagen per jaar voor een voltijds werknemer.

Voor werknemers die niet voltijds worden tewerkgesteld en/of die niet door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden gedurende het ganse kalenderjaar, wordt het opleidingsrecht vastgesteld overeenkomst artikel 50, §3 van de Wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen ( " Hoofdstuk 12: Investeren in opleiding ").

Het saldo aan opleidingsdagen wordt op het einde van het jaar overgedragen naar het daaropvolgende jaar.

De werkgever heeft de verantwoordelijkheid om de opleidingsdagen aan to bieden tijdens de werkuren. Indien de opleiding plaatsvindt buiten de arbeidstijd, moet de werkgever aan de werknemers een gelijke compensatie in arbeidstijd toekennen.

De verplaatsingskosten van de werknemer die betrekking hebben op de opleidingsdagen komen voor rekening van de werkgever.

De werkgever bezorgt jaarlijks aan de ondernemingsraad een rapportering i.v.m. de aangeboden opleidingsdagen. Hij zal hiervoor gebruik kunnen maken van een eigen model of van een suppletief model dat zal worden opgesteld en aangeboden door de sector.

In toepassing van de bepalingen van " Hoofdstuk 9: Opleidingsplannen " van de Wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen, dat van toepassing is op de ondernemingen die 20 of meer werknemers tewerkstellen, zal de werkgever, om aan zijn verplichting inzake de opmaak van een jaarlijks opleidingsplan te voldoen, gebruik kunnen maken van een eigen model of van een suppletief model dat zal worden opgesteld en aangeboden door de sector. Het plan wordt voor een minimumduur van 1 jaar gesloten.

9. Opleidingsinstituut

De werkgeversbijdrage ter financiering van het Opleidingsinstituut Liberform, inclusief de risicogroepen, ten belope van 0,12 % wordt verlengd t.e.m. 31 december 2025.

10. Mobiliteit

Vanaf 1 januari 2024 bedraagt de fietsvergoeding 27 cent per effectief afgelegde kilometer, met een max. van 10,80 EUR [max.40 kilometer heen en terug] per arbeidsdag.

De modaliteiten zijn te bepalen op ondernemingsvlak en de vergoeding is niet cumuleerbaar met andere tussenkomsten op het woonwerktraject, met uitzondering van de tussenkomst voor openbaar vervoer.

De sociale partners moedigen de ondernemingen aan om in te zetten op duurzame mobiliteitsoplossingen (o.m. derdebetalersregeling).

 

 

Voor meer informatie, zie het hoofdstuk 01 van de sectorale documentatie.