Externe diensten hanteren nieuwe tariferingsregeling vanaf 1 januari 2016

Van 
75989

De tariferingsregeling van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk wordt vanaf 1 januari 2016 aangepast om zo meer rekening te houden met het risicobeheer in de onderneming.

De huidige tariferingsregeling van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk is in hoofdzaak afhankelijk van het periodiek gezondheidstoezicht en houdt geen rekening met het risicobeheer in de onderneming. Bovendien is de regeling niet transparant: het is onduidelijk welke prestaties door de bijdragen worden gedekt.

Omwille van die reden werd een nieuwe tariferingsregeling in het leven geroepen waarbij meer nadruk ligt op de risico’s aanwezig in de sector waartoe het bedrijf behoort. Ook is er werk gemaakt van een transparantere regeling.

De nieuwe regeling treedt in werking vanaf 1 januari 2016. 

1) Opdeling in vijf tariefgroepen

Werkgevers worden ingedeeld in vijf tariefgroepen op basis van hun hoofdactiviteit. Onder hoofdactiviteit moet worden verstaan: de activiteit die door het grootste aantal werknemers van die werkgever wordt uitgevoerd. Met werkgever wordt de juridische entiteit bedoeld, en dus niet de technische bedrijfseenheid – zoals bijvoorbeeld het geval is in de wetgeving van de sociale verkiezingen. Een lijst waarin u kan nagaan welke hoofdactiviteit behoort tot welke tariefgroep vindt u hier.

Ook de grootte van uw onderneming speelt mee bij de indeling: er is een verschillend tarief naargelang u vijf of minder werknemers tewerkstelt, of meer dan vijf werknemers op 30 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bijdrage is verschuldigd.

Hieronder vindt u een overzicht van de tarieven:

Werkgevers met maximaal 5 werknemers Werkgevers met meer dan 5 werknemers
Tariefgroep 1 35,5 € Tariefgroep 1 41,5 €
Tariefgroep 2 51,5 € Tariefgroep 2 60,5 €
Tariefgroep 3 64 € Tariefgroep 3 75,5 €
Tariefgroep 4 81 € Tariefgroep 4 95,5 €
Tariefgroep 5 95 € Tariefgroep 5 112 €

De tarieven zijn minimumtarieven. De externe dienst heeft steeds de mogelijkheid om hogere tarieven te hanteren.

Bovenstaande bedragen gelden per werknemer (geregistreerd per Dimona of ingeschreven in het personeelsregister) per volledig kalenderjaar. Indien een werknemer geen volledig kalenderjaar bij u in dienst is wordt het tarief pro rata toegepast. Er is dan één twaalfde van de forfaitaire minimumprestatie verschuldigd per kalendermaand waarin de werknemer ten minste één dag of één dagdeel is geregistreerd. Indien er voor deze werknemer een individuele prestatie wordt verricht door de externe dienst (vb) een medisch onderzoek) dan is de forfaitaire minimumprestatie wel in haar geheel verschuldigd.

Bovenstaande bedragen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex en zullen op 1 januari van het jaar worden aangepast indien de index het voorgaande jaar overschreden werd.

2) Takenpakket van de externe dienst

De externe diensten voorzien een basispakket voor de volgende werkgevers:

  • Werkgevers die behoren tot groep D d.w.z. minder dan 20 werknemers en de werkgever oefent zelf de functie van preventieadviseur uit;
  • Werkgevers die behoren tot de groep C – d.w.z. minder dan 200 werknemers en de preventieadviseur beschikt niet minstens over een aanvullende vorming van niveau II;

Hier kan u de oplijsting vinden van de taken die tot het takenpakket behoren.

De forfaitaire minimumbijdragen worden omgezet in preventie-eenheden die door de werkgever kunnen worden besteed bij de externe dienst voor de volgende ondernemingen:

  • Werkgevers die behoren tot groep A d.w.z. meer dan 1000 werknemers of zeer hoge risico’s;
  • Werkgevers die behoren tot groep B d.w.z. meer dan 500 werknemers of hoge risico’s;
  • Werkgevers die behoren tot C + d.w.z. minder dan 200 werknemers en waarbij de preventieadviseur minstens beschikt over een aanvullende vorming van niveau II.

Een preventie-eenheid bedraagt 150 EUR. De volgende correcties worden op de preventie-eenheid doorgevoerd:

  • 1 preventie-eenheid per gepresteerd uur door een preventieadviseur-arbeidsveiligheid, een preventieadviseur-psychosociale aspecten, een preventieadviseur-ergonomie of een preventieadviseur-arbeidshygiëne;
  • 1,25 preventie-eenheid per gepresteerd uur door een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer;
  • 0,75 preventie-eenheid per gepresteerd uur door een verpleegkundige of een persoon die de preventieadviseur bijstaat en die beschikt over een aanvullende vorming niveau II.

Verder moeten er nog bijzondere voorrangsregels worden nageleefd (de eenheden moeten bij voorrang besteed worden aan bepaalde opdrachten) en regels over de overdracht van eenheden naar het volgende jaar.

Indien u binnen uw interne dienst voor preventie en bescherming op het werk beschikt over een departement belast met medisch toezicht is geen forfaitaire minimumbijdrage verschuldigd. Indien u toch beroep wenst te doen op een externe dienst zullen de modaliteiten voor deze tarifering moeten worden overeengekomen met de externe dienst.

3) Tarieven voor extra prestaties

De wetgever heeft daarnaast nog verplichte tarieven voorzien wanneer er prestaties worden geleverd die niet zijn opgenomen in het basispakket (werkgever van groep D en C - ).

Hetzelfde geldt voor de andere werkgevers (werkgever van groep A, B en C + ) voor verplichte prestaties na uitputting van de preventie-eenheden of wanneer er bijkomende prestaties moeten worden geleverd door een externe dienst en er geen preventie-eenheden meer voorhanden zijn.

De tarieven voor deze extra prestaties zijn:

  • hetzij 77, 53 EUR per prestatie (te indexeren) wanneer het gaat om prestaties in het kader van het gezondheidstoezicht;
  • hetzij 115 EUR per uur. De correcties die worden uitgevoerd op de preventie-eenheden (× 1 of × 1,25, × 0,75) moeten op dezelfde wijze op dit uurtarief worden toegepast.  

Wat de extra prestaties in het kader van het gezondheidstoezicht betreffen, kan u dus kiezen tussen een tarief per prestatie of een tarief per uur.

De externe dienst heeft de mogelijkheid – dit is geen verplichting – om enkele bijkomende kosten aan te rekenen zoals onder andere de kosten van onderzoeken, testen, reële verplaatsingskosten van personeel en dossierkosten. 

4) Elektronische inventaris

De externe dienst wordt verplicht om op elektronische wijze een inventaris bij te houden die u elk moment kan raadplegen. Deze inventaris bevat de volgende gegevens:

  • de datum van de prestatie;
  • de naam van de betrokken preventieadviseur(s) en zijn deskundigheid;
  • een beschrijving van de prestatie met, in voorkomend geval, de aanduiding van de reglementaire bepaling die ze oplegt;
  • een verwijzing naar het kwaliteitshandboek van de externe dienst;
  • de adviezen en besluiten;
  • afhankelijk van het geval, de eisen opgelegd door de specifieke methodes die bij het uitvoeren van de prestatie werden gebruikt;
  • voor de werkgevers van groep A, B en C + dient deze inventaris ook de kostprijs uitgedrukt in preventie-eenheden te bevatten zodat u op de hoogte bent van het saldo van uw preventie-eenheden.

U brengt het CPBW regelmatig op de hoogte van de inhoud van de inventaris en telkens wanneer ze daarom verzoekt. Bij ontstentenis van een CPBW zal dit de vakbondsafvaardiging zijn en – bij ontstentenis van de vakbondsafvaardiging – de werknemers zelf. 

Deze inventaris is eveneens toegankelijk voor de sociale inspectie.

5) Maximumfactuur

Er zou worden voorzien in een maximumfactuur voor de werkgever. Deze afspraak werd op heden nog niet vastgelegd in een juridisch afdwingbaar instrument, maar zou in de toekomst worden opgenomen in een overeenkomst tussen de sociale partners en de externe diensten.