Fiscale vrijstelling sociaal passief : nieuwe circulaire

Van 

Een nieuwe circulaire van de FOD Financiën wijzigt en vult de oorspronkelijke circulaire van 20 december 2020. Zo schrapt de FOD de onderwerping aan de Belgische sociale zekerheid als voorwaarde en komt het enkelvoudig vakantiegeld van bedienden in aanmerking voor de berekening van de vrijstelling.


In 2019 of 2020, afhankelijk van het boekjaar van de betrokken onderneming, trad de fiscale vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut in werking. De FOD Financiën publiceerde ter zake een eerste circulaire op 20 december 2019.
Recentelijk, op 20 juli 2021, publiceerde de FOD een addendum bij deze circulaire, met daarin een aantal verduidelijkingen en wijzigingen.

1)      Onderwerping aan de Belgische sociale zekerheid is geen vereiste

 In zijn oorspronkelijke circulaire van 20 december 2019 stipuleerde de FOD dat de betrokken werknemer onderworpen dient te zijn aan de Belgische sociale zekerheid. Terecht wordt deze voorwaarden nu geschrapt, daar zij niet voorkomt in de wetgeving.

2)      Enkelvoudig vakantiegeld bedienden komt in aanmerking

De parlementaire voorbereidende stukken bij de wetgeving verduidelijken dat o.m. ‘het vakantiegeld’ uitgesloten is van de berekeningsbasis van de vrijstelling. De nieuwe circulaire stelt dat het enkelvoudig vakantiegeld van bedienden alsnog in aanmerking komt. Het andere vakantiegeld blijft dus uitgesloten.

3)      Attest 281.78

De vrijstelling wordt gespreid over een cyclus van vijf jaar. Hierbij moet de werkgever jaarlijkse en voor elke betrokken werknemer een attest 281.78 indienen.

De nieuwe circulaire verduidelijkt dat dit attest vereist is voor elk jaar van deze cyclus. Als een werkgever bijvoorbeeld

  • voor een belastbare tijdperk geen attest 281.78 indiende voor een welbepaalde werknemer
  • maar voor diezelfde werknemer wel voor de vier volgende belastbare tijdperken,
  • doch niet voor het daaropvolgende belastbare tijdperk,

dan zal hij voor geen enkel van die belastbare tijdperken de vrijstelling kunnen genieten.

Voor elk belastbare tijdperk van een vijfjarige cyclus is dus een attest 281.78 vereist voor de betrokken werknemer, zelfs als een belastbaar tijdperk onvoldoende winst of baten kent om de vrijstelling op aan te rekenen. Dient een werkgever voor een bepaald belastbaar tijdperk geen attest 281.78 in, dan wordt de vijfjarige cyclus van de betrokken werknemer terug op nul jaar gezet. 

Het attest 281.78 moet het te vermelden bedrag van de vrijstelling bevatten. De nieuwe circulaire instrueert dat men hierbij geen rekening moet houden met beperkingen in geval van een gebrek aan voldoende winst of baten.

In principe moeten de attesten ingediend worden tegen de uiterste indieningsdatum van de aangifte van de inkomstenbelasting, aldus de nieuwe circulaire. In geval van boekjaren die niet samenvallen met een kalenderjaar kan de indiening ook gebeuren uiterlijk op 30 maart van het jaar volgend op het betrokken aanslagjaar.  

 

Bron: circulaire 2021/C/67 over de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden