Nieuwe socialezekerheidsbijdragen op het stelsel van werkloosheid met aanvullende vergoedingen bij oudere werknemers (SWAV)


58397

Een nieuw systeem van sociale zekerheidsbijdragen op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) (vroeger conventioneel brugpensioen genoemd) en  het stelsel van werkloosheid met aanvullende vergoedingen bij oudere werknemers (SWAV) (vroeger pseudo-brugpensioen genoemd)is getreden op 1 april 2012 door de programmawet van 29 maart 2012 (B.S., 6 april 2012).

De wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen(I) (B.S., 30 maart 2012) voorzag in de wijzigingsmogelijkheid door een in de ministerraad overlegd koninklijk besluit op voorstel van de Nationale Arbeidsraad. Op basis hiervan werd het koninklijk besluit van 19 juni 2012 (B.S. 22 juni 2012) genomen.

Dit besluit voorziet in een vermindering van de socialezekerheidspercentages die eerder werden bepaald door de programmawet. 

Hieronder volgt het deel gewijd aan het stelsel van werkloosheid met aanvullende vergoedingen bij oudere werknemers (SWAV),vroeger pseudo-brugpensioen (Canada Dry) genoemd.

1. Bijzondere werkgeversbijdrage

A. Oude stelsel

= SWAV waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd tot 15 oktober 2009 of waarvan de SWAV vóór 1 april 2010 ingaat

In de profitsector en de non-profitsector, was de werkgever een werkgeversbijdrage van 32,25 % verschuldigd.

Vanaf 1 april 2012 wordt die percentage tot 38,82 % verhoogd.

Leeftijd Percentage werkgeversbijdrage Vanaf 1 april 2012
  32,25% 38,82%

B. Intermediaire stelsel

= SWAV waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd na 15 oktober 2009 en waarvan de SWAV ten vroegste op 1 april 2010 ingaat 

Het percentage staat in functie van de leeftijd van de betrokkene, van de datum van de betekening van de opzegging of de verbreking, van het begin van de SWAV en van de sector (profitsector of non-profitsector).

a.       Profitsector :

Het percentage van de bijdrage is definitief vastgelegd (het evolueert dus niet) op basis van de leeftijd van de  werkloze bij aanvang van de SWAV.

 

Leeftijd van de werkloze bij aanvang van de SWAV Percentage werkgeversbijdrage Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar 50% 53%
52 jaar < 55 jaar 40 % 42,40%
55 jaar < 58 jaar 30% 38,82%
58 ans < 60 jaar 20% 38,82%
>60 jaar 10% 38,82%

b.      Non-profit-sector

Het percentage van de bijdrage is degressief en hangt af van de leeftijd van de werkloze op het ogenblik van de betaling van de uitkering.

 

Leeftijd van de werkloze  op het tijdstip van betaling Percentage werkgeversbijdrage Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar 5% 5,30%
52 jaar < 55 jaar 4% 4,24%
55 jaar < 58 jaar 3% 3,18%
58 ans < 60 jaar 2% 2,12%
>60 jaar / /

 

 C. Nieuwe  stelsel

= SWAV waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd na 28 november 2011 en waarvan de SWAV ten vroegste op 1 april 2012 ingaat 

a.Profitsector :

Het percentage van de bijdrage is definitief vastgelegd (het evolueert dus niet) op basis van de leeftijd van de werkloze bij aanvang van de SWAV.

Leeftijd van de werkloze bij aanvang van de SWAV Percentage werkgeversbijdrage
< 52 jaar 100%
52 jaar < 55 jaar 95%
55 jaar < 58 jaar 50%
58 ans < 60 jaar 50%
>60 jaar 38,82%

 

b.Non-profitsector :

Het percentage van de bijdrage is degressief en hangt af van de leeftijd van de werkloze op het ogenblik van de betaling van de uitkering.

Leeftijd van de werkloze op het tijdstip van betaling Percentage werkgeversbijdrage
< 52 jaar 10%
52 jaar < 55 jaar 9,5%
55 jaar < 58 jaar 8,5%
58 ans < 60 jaar 5,5%
>60 jaar /

2. Inhouding voor de werkloze  met aanvullende vergoedingen bij oudere werknemers

Tot 31 maart 2010 gebeurden er twee inhoudingen:

  • een inhouding van 3,5 % ten gunste van de RVP door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding;
  • een bijdrage van 3% door de RVA op de werkloosheidsuitkering.

Sinds 1 april 2010 worden die twee  inhoudingen samengevoegd in één enkele inhouding gelijk aan 6,5%.

Deze inhouding voor de werkloze  met aanvullende vergoedingen bij oudere werknemers zal berekend worden door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding op de som van de werkloosheidsuitkering en de (wettelijke en eventueel buitenwettelijke) aanvullende vergoeding.  

Het totaal bedrag van de SWAV  (d.w.z. werkloosheidsuitkeringen + aanvullende vergoeding) mag door deze inhouding echter niet verminderd worden tot een bedrag lager dan een bepaalde drempel.

De persoonlijke inhouding word elk kwartaal aangegeven en betaald aan de RSZ via de DmfA. 

Hieraan zijn nog geen wijzigingen voorzien vanaf 1 april 2012.

3. Wie betaalt de bijdragen en verricht de inhoudingen ?

De werkgeversbijdragen en de persoonlijke inhoudingen moeten aan de RSZ betaald en aangegeven worden door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding.

Wanneer de aanvullende vergoeding door meerdere schuldenaars wordt uitbetaald (bijvoorbeeld omdat het sociaal fonds een deel van de vergoeding voor zijn rekening neemt), dan is de hoofdschuldenaar verantwoordelijk voor het aangeven en betalen van de bijdragen en inhoudingen. De hoofdschuldenaar is diegene die de hoogste aanvullende vergoeding betaalt (behalve sectorale afwijking uitsluitend voor de werkgeversbijdrage).

Wanneer de aanvullende vergoeding echter door meerdere schuldenaars wordt uitbetaald, omdat de bruggepensioneerde deeltijds tewerkgesteld was bij verschillende werkgevers en deze elke een aanvullende vergoeding verschuldigd zijn, zal elk van deze werkgevers zelf voor de aangifte en betaling van zijn deel van de bijdragen en inhoudingen dienen te zorgen.

Specifieke regels zijn voorzien in geval van kapitalisatie van de pseudo-brugpensioenvergoeding.