Regels voor verlichting en verluchting van arbeidsplaatsen gewijzigd!

Van 
78566

De algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten voldoen inzake verlichting en verluchting zijn gewijzigd. De wetgever behoudt de basisprincipes. Er worden voornamelijk enkele wetsbepalingen geconcretiseerd. Hieronder vindt u een overzicht.

Verlichting

Nieuw zijn de gewijzigde voorschriften voor noodverlichting voor werknemers die bij het uitvallen van de kunstverlichting aan een verhoogd risico worden blootgesteld.

Voor deze werknemers moet noodverlichting worden voorzien om de gepaste afsluitprocedure uit te kunnen voeren. Er wordt verduidelijkt dat de gemiddelde verlichtingssterkte van deze noodverlichting ten minste 10 % moet bedragen van de normaal vereiste sterkte voor de desbetreffende taak.

Verder blijft de risicoanalyse het uitgangspunt om de vereisten van de verlichting te bepalen.

Ook behoudt de wetgever het vermoeden dat wanneer u de normen NBN-EN 124 64-1 en NBN EN 124 64-2 naleeft, u in regel bent met de regelgeving omtrent verlichting.

Wanneer u die normen niet wenst na te leven, dan moet u aan andere vereisten beantwoorden. Deze vereisten worden nu uiteengezet in een bijlage bij het K.B. van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden. Afhankelijk van het soort werkplaats en de uit te voeren taak wordt in deze bijlage de minimale gemiddelde verlichtingssterkte bepaald.

De bijlage bevat onder andere nog de volgende voorschriften:

  • de verlichtingssterkte moet worden aangepast indien er werknemers zijn die door oogafwijkingen of leeftijd een grote lichtbehoefte hebben;
  • de verlichting moet gelijkmatig verdeeld worden;
  • er mag geen hinderlijke verblinding optreden;
  • wanneer er een gemiddelde verlichtingssterkte nodig is van meer dan 200 lux mag zij behaald worden door een plaatselijke verlichting mits de algemene verlichting voorziet in 200 lux;
  • de kunstmatige verlichting mag de kleuren van de veiligheids- en gezondheidssignalering en de pictogrammen niet wijzigen.

Verluchting

In plaats van een minimale toevoer van verse lucht en een minimale afvoer van bevuilde lucht in een besloten werkruimte moet u een maximale CO2- concentratie naleven. Die concentratie moet lager zijn dan 800 ppm, tenzij u kan aantonen dat dit om objectieve en gegronde redenen niet mogelijk is. Nooit mag de concentratie hoger zijn dan 1200 ppm.

Voordien werd er door het K.B. opgelegd dat er rekening gehouden moet worden met de wetenschappelijke normen betreffende de relatieve luchtvochtigheid.

De vereisten inzake relatieve luchtvochtigheid worden nu geconcretiseerd. Het K.B. bepaalt dat over een werkdag de gemiddelde relatieve luchtvochtigheid tussen 40 en 60 % moet liggen, tenzij dit om technische redenen niet mogelijk is. Indien u aantoont dat de lucht geen chemische of biologische agentia bevat die een risico kunnen vormen voor de veiligheid en de gezondheid van de aanwezige personen op de arbeidsplaats, mag de relatieve luchtvochtigheid zich bevinden tussen 35 en 70 %.

Deze wijzigingen treden in werking op 24 april 2016.

Indien u hieromtrent nog bijkomende vragen zou hebben, raden wij aan om contact op te nemen met uw externe dienst voor bescherming en preventie op het werk.