Strengere regels bij overmatig gebruik van economische werkloosheid

Van 
78938

Sinds 2013 bent u een bijzondere responsabiliseringsbijdrage aan de RSZ verschuldigd wanneer u uw werknemers te vaak economisch werkloos stelt. De regels voor de berekening van deze bijdrage werden onlangs verstrengd.

Op wie is deze regeling van toepassing?

Deze regeling geldt voor alle werkgevers van de privésector met uitzondering van de bouwsector.

In de bouwsector geldt sinds 1 juli 2005 een specifieke regeling van betaling van een responsabiliseringsbijdrage bij overschrijding van een aantal dagen economische werkloosheid. Dit systeem blijft behouden tenzij de Koning op voorstel van het paritair comité de algemene berekeningswijze ook van toepassing zou verklaren op deze sector.

Deze regeling viseert enkel de economische werkloosheid van arbeiders en leerlingen en niet de tijdelijke werkloosheid wegens technische stoornis en slecht weer, noch de economische werkloosheid voor bedienden.

Hoe wordt de responsabiliseringsbijdrage berekend en wanneer wordt ze geïnd?

Sinds 1 april 2016 zijn de regels voor de berekening van de responsabiliseringsbijdrage verstrengd.

Eerst en vooral werd de jaarlijkse responsabiliseringsbijdrage omgevormd tot een kwartaalbijdrage. Er wordt dus voorzien in een inning op kwartaalbasis. De referentieperiode is niet langer het kalenderjaar maar wel telkens de periode van de laatste 4 opeenvolgende kwartalen.

Het eerste kwartaal waarin de betrokken kwartaalbijdrage verschuldigd kan zijn, is het eerste kwartaal van 2017 en dus op basis van het aantal dagen tijdelijke werkloosheid tijdens het eerste kwartaal van 2017 en tijdens de 3 voorafgaandelijke kwartalen.

Het bedrag van de bijdrage wordt voortaan volgens de volgende formule berekend:

Voor de som S = D0 + D1 + D2 + D3 is de verschuldigde kwartaalbijdrage gelijk aan D0 x Y, waarbij:

  • D0 = het aantal dagen tijdelijke werkloosheid per arbeider of leerling opgenomen in de kwartaalaangifte van het kwartaal T;
  • D1 = het aantal dagen tijdelijke werkloosheid per arbeider of leerling opgenomen in de kwartaalaangifte van het kwartaal T-1;
  • D2 = het aantal dagen tijdelijke werkloosheid per arbeider of leerling opgenomen in de kwartaalaangifte van het kwartaal T-2;
  • D3 = het aantal dagen tijdelijke werkloosheid per arbeider of leerling opgenomen in de kwartaalaangifte van het kwartaal T-3;
  • Y = 0, als S kleiner of = 110;
  • Y = 20, als S groter is dan 110 en kleiner of = 130;
  • Y = 40, als S groter is dan 130 en kleiner of = 150;
  • Y = 60, als S groter is dan 150 en kleiner of = 170;
  • Y = 80, als S groter is dan 170 en kleiner of = 200;
  • Y = 100, als S groter is dan 200.

Overeenkomstig deze formule wordt de responsabiliseringsbijdrage berekend op basis van totaal aantal dagen tijdelijke werkloosheid tijdens het kwartaal van overschrijding. Voordien gebeurde de berekening op basis van het aantal dagen dat de toegelaten drempel overschreed.

Voorbeelden:

1. Een arbeider wordt tijdens de periode van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017 120 dagen economisch werkloos gesteld waarvan 20 dagen tijdens het eerste kwartaal van 2017, 40 dagen tijdens het vierde kwartaal van 2016, 40 dagen tijdens het derde kwartaal van 2016 en 20 dagen tijdens het tweede kwartaal van 2016.

De door de werkgever te betalen responsabiliseringsbijdrage voor het eerste kwartaal van 2017 bedraagt dan 20 (DO) x 20 (Y) = 400 euro.

2. Een arbeider wordt tijdens de periode van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017 180 dagen economisch werkloos gesteld waarvan 50  dagen tijdens het eerste kwartaal van 2017, 30  dagen tijdens het vierde kwartaal van 2016, 50  dagen tijdens het derde kwartaal van 2016 en 50  dagen tijdens het tweede kwartaal van 2016.

De door de werkgever te betalen responsabiliseringsbijdrage voor het eerste kwartaal van 2017 bedraagt dan 50 (DO) x 80 (Y) = 4000 euro.

Bestaan er ook uitzonderingen op de berekening van de bijdrage?

Er bestaat een afwijking voor sectoren in een economische risicosituatie en voor ondernemingen in moeilijkheden.

Op voorstel of na advies van het paritair comité kan een koninklijk besluit een tijdelijke vrijstelling van de bijdrage voorzien voor sectoren in een economische risicosituatie. Een koninklijk besluit moet wel nog bepalen wat moet verstaan worden onder “economische risicosituatie”, alsook de procedure voor de toekenning van de tijdelijke vrijstelling en de controle erop.

Ondernemingen die door de minister van Werk werden erkend als onderneming in moeilijkheden in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) kunnen op voorstel van de “adviescommissie SWT” een halvering van hun responsabiliseringsbijdrage verkrijgen. Deze vermindering geldt  voor het jaar van de erkenning en eventueel voor het daaropvolgende jaar.