10 Bijkomende vakantiedagen

Paritair (sub-)Comité nr.:
308.00.00-00.00

Bijwerking: 08/12/1995
Geldig vanaf: 01/01/1979

In het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie werd op 20 februari 1979 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 6 september 1979 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 maart 1980.

In de artikelen 52 en 53 van deze CAO werden bepalingen opgenomen betreffende de bijkomende vakantie voor anciënniteit. Deze bepalingen werden gewijzigd door de CAO van 14 mei 1985 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid (Koninklijk Besluit van 5 september 1985; Belgisch Staatsblad van 16 oktober 1985), de CAO van 2 juli 1987 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 november 1986, (Koninklijk Besluit van 30 maart 1988; Belgisch Staatsblad van 10 mei 1988) en de CAO van 22 maart 1994 betreffende het weren uit de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten van de sector van bepalingen die een discriminatie bevatten tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers (Koninklijk Besluit van 23 juni 1995; Belgisch Staatsblad van 12 september 1995).

 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de onder­nemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden-, bediende- en kaderpersoneel.

 

Zonder afbreuk te doen aan gunstiger individuele verworven toestanden, wordt de vakantie voor anciënniteit als volgt vastgesteld:

-      vanaf vijf jaar tot minder dan tien jaar dienst in de onderneming: één bijkomende dag;

-      vervolgens één bijkomende dag per schijf van vijf jaar dienst.

De anciënniteit moet verworven zijn op 31 maart van het jaar waarin de vakantie wordt genomen.

 

Er worden aan de ouderwordende werknemers bijkomende vakantiedagen toegekend naar rata van:

-      één dag aan de mannelijke en vrouwelijke werknemers die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt;

-      één bijkomende dag aan de mannelijke en vrouwelijke werknemers die de leeftijd van 59 jaar hebben bereikt;

-      één bijkomende dag aan de mannelijke en vrouwelijke werknemers die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt;

-      één bijkomende dag aan de mannelijke en vrouwelijke werknemers die de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt;

-      één bijkomende dag aan de mannelijke en vrouwelijke werknemers die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt.

De leeftijd moet bereikt zijn op 31 maart van het jaar waarin de vakantie wordt genomen.

 

Bovenstaande bepalingen treden in werking op 22 maart 1994 en zijn geldig voor onbepaalde tijd.

 

 


Historiek
01/01/1979 31/12/2999 10 Bijkomende vakantiedagen