Barema’s bedrijfsvoorheffing 2012: enkele belangrijke wijzigingen


55094

In het Belgisch Staatsblad van 9 december 2011 verschenen de barema's bedrijfsvoorheffing van toepassing op de bezoldigingen betaald of toegekend in 2012. Voor het overgrote deel blijven de berekeningsregels ongewijzigd in vergelijking met vorig jaar. De bedragen werden, zoals ieder jaar, geïndexeerd.

Toch zijn er enkele belangrijke nieuwigheden waarop we u moeten wijzen.

1. Bedrijfsvoorheffing op opzeggingsvergoedingen

Vanaf inkomstenjaar 2012 wordt er voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing op een opzeggingsvergoeding niet langer het onderscheid gemaakt tussen opzeggingsvergoedingen die meer of minder bedragen dan € 870. Vanaf volgend jaar wordt de bedrijfsvoorheffing op de opzeggingsvergoedingen altijd berekend volgens de schalen van toepassing op de achterstallen.
Verder willen we u nogmaals aan herinneren aan de fiscale maatregel die een beperkte belastingvrijstelling toestaat op de bezoldigingen die werknemers of bedrijfsleiders ontvangen naar aanleiding van een ontslag (verbrekingsvergoedingen of bezoldigingen betaald tijdens de opzegperiode). Om van deze beperkte vrijstelling te genieten, mag de opzegging wel maar ten vroegste betekend worden op 1 januari 2012. Meer informatie hierover vindt u in ons artikel van 21 november.

2. Vrijstelling bedrijfsvoorheffing voor studenten

Ook op fiscaal gebied werd de reglementering inzake studentenarbeid aangepast. Het principe blijft dat bezoldigingen toegekend aan studenten onderworpen zijn aan de bedrijfsvoorheffing volgens de normale regels. Er is echter geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de bezoldigingen betaald of toegekend aan studenten op voor¬waarde dat ze tewerkgesteld zijn met een schriftelijke arbeidsovereenkomst gedurende maximaal 50 arbeidsdagen per kalenderjaar (in plaats van 23 in de zomermaanden en 23 tijdens het schooljaar) en op voorwaarde dat er geen RSZ-bijdragen, met uitzondering van de solidariteitsbijdrage, verschuldigd zijn voor die tewerkstelling.

3. Niet-inwonende sportbeoefenaars, scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders

De berekeningsregels voor de bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten werden gewijzigd voor de niet-inwonende scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders, indien het maandelijks inkomen meer bedraagt dan € 1.500 en het totaal bruto belastbaar bedrag van de inkomsten uit een andere beroepsactiviteit meer bedraagt dan het totaal bruto belastbaar bedrag van de beroepsinkomsten behaald uit de sportieve activiteiten. Op de eerste schijf van € 1.500 moet een bedrijfsvoorheffing worden ingehouden van € 499,65 (33,31 %). In tegenstelling tot vroeger, moet het verschil tussen het maandelijks inkomen en € 1.500 worden afgerond op het lagere veelvoud van 15 en moet er daarop bedrijfsvoorheffing worden berekend volgens schaal III (niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België hebben gehouden).

Dezelfde berekeningsregels moeten worden gehanteerd voor niet-inwonende sportbeoefenaars die in België persoonlijk een activiteit als sportbeoefenaar uitoefenen gedurende meer dan 30 dagen per periode van 12 opeenvolgende maanden en per schuldenaar van de inkomsten. Een bijkomende voorwaarde is wel dat het totaal bruto belastbaar bedrag van de inkomsten uit een andere beroepsactiviteit meer bedraagt dan het totaal bruto belastbaar bedrag van de beroepsinkomsten behaald uit de sportieve activiteiten.