Eenheidsstatuut : en nu de aanvullende pensioenen


65502

Op het gebied van aanvullende pensioenen zal men vaak lezen dat er verschillende pensioenplannen zijn voor arbeiders en bedienden. Sedert het Grondwettelijk Hof zich daarover in een arrest van 7 juli 2011 uitsprak, wordt dergelijk onderscheid evenwel als discriminerend beschouwd.

De Minister van Pensioenen heeft dan ook aan de sociale partners een wetsontwerp voorgelegd dat de aanvullende pensioenregelingen voor arbeiders en bedienden (de tweede pijler) harmoniseert.

De sociale partners hebben een eensluitend advies over dit wetsontwerp uitgebracht (advies nr. 1.893 van 12 februari 2014).

Aangezien het evenwel een technisch complexe materie betreft en om het sociaal overleg niet op de helling te zetten, zal de harmonisering enige tijd vergen. Dat betekent dat de pensioenplannen tegen uiterlijk 1 januari 2025 (cut-off date) zullen moeten geharmoniseerd zijn.

De harmoniseringsperiode zal dus uitgesmeerd worden tussen de datum van vankrachtwording van de wet en 31 december 2024.

In het wetsontwerp wordt het volgende tijdtraject gevolgd :

  • de gewerkte perioden gelegen vóór de vankrachtwording van de wet zullen buiten beschouwing vallen: dit betekent dat de verschillen in behandeling van arbeiders en bedienden die zich voordeden vóór die datum, niet meer in vraag worden gesteld;
  • tussen de datum van vankrachtwording van de wet en 31 december 2024, zal er een zogenoemde stand still periode zijn. Het verschil in behandeling dat de voortzetting is van een bestaande praktijk blijft bestaan. Maar in die periode zullen de verschillen in pensioenplannen (eerst sectoraal en nadien op ondernemingsniveau) voor arbeiders en bedienden geleidelijk en uiteindelijk worden weggewerkt. Bijgevolg zal het niet meer mogelijk zijn de verschillen tussen arbeiders en bedienden in de bestaande plannen te vergroten (behalve indien het de bedoeling is ze af te schaffen) noch nieuwe plannen met een onderscheid tussen bediende en arbeider in te voeren. Voorbeeld: een onderneming heeft een pensioenplan voor haar arbeiders met een patronale bijdrage van 1% en een pensioenplan voor haar bedienden met een patronale bijdrage van 3%. In de  stand still periode wordt er een nieuw plan geïntroduceerd ter vervanging van die twee afzonderlijke plannen. Dit nieuwe plan is van toepassing op alle werknemers zonder onderscheid. Dit nieuw plan mag bepalen dat de patronale bijdrage voor de bedienden 3% is terwijl de patronale bijdrage voor de arbeiders gedurende een aantal jaren zal worden opgetrokken zodat de uiteindelijke bijdrage voor alle werknemers even hoog zal zijn;
  • vanaf 1 januari  2025 moet elk verschil, gebaseerd op onderscheid tussen arbeiders en bedienden, verdwenen zijn. Dat betekent dat er voor alle tijdvakken van arbeid na die datum geen verschillen in behandeling meer mogen zijn die berusten op het onderscheid tussen arbeiders en bedienden.

In principe zal de kostprijs van de aanpassingen van de aanvullende pensioenplannen in aanmerking worden genomen voor de loonnorm behalve voor de sectorale plannen. De sociale partners zullen tijdens de evaluatie in de Nationale Arbeidsraad evenwel rekening houden met de eventuele kostprijs van die harmonisering en de moeilijkheden waarbij op dat niveau werd gestuit.

Na advies van de Nationale Arbeidsraad moet het ontwerp nog heel wat stadia doorlopen vooraleer het van kracht zal zijn. Wij houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen in dit dossier.

De verantwoordelijkheid om een einde te maken aan de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid arbeiders-bedienden ligt dus in eerste instantie bij de sectoren en dan bij de ondernemingen. Gezien de verwevenheid van de pensioenplannen op sector- en ondernemingsniveau kunnen de betrokken ondernemingen besluiten het resultaat van de harmoniseringsoperatie op sectorniveau af te wachten alvorens de harmonisering van de pensioenplannen op ondernemingsniveau aan te vatten. Bijgevolg zullen de werkgevers die zowel over een pensioenplan op sectorniveau als over een pensioenplan op ondernemingsniveau beschikken, rekening moeten houden met het harmoniseringsproces op sectorniveau. Nadat de sectoren het harmoniseringstraject waarover ze hebben onderhandeld, hebben uitgevoerd, zullen de ondernemingen hun pensioenplan, indien ze er een hebben, moeten aanpassen.