Mobiliteitsbudget: iets nieuws in 2024?

Van 

Om het mobiliteitsbudget efficiënter te maken, zijn er wijzigingen doorgevoerd in het mobiliteitsbudget. Deze zullen naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treden.


Het mobiliteitsbudget is een budget dat de werkgever aan een werknemer kan toekennen als alternatief voor de bedrijfswagen waarop hij aanspraak kan maken. Dit mobiliteitsbudget biedt werknemers de keuze om de bedrijfswagen die ze hebben of waar ze recht op hebben volledig te vervangen door duurzame vervoersmiddelen, of te kiezen voor een mix van een groenere bedrijfswagen en deze duurzame vervoersmiddelen. Alleen het niet-gebruikte deel van het mobiliteitsbudget kan op het einde van het jaar aan de werknemer worden betaald.

Het mobiliteitsbudget bevat drie pijlers:

  • pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen;
  • pijler 2: duurzame vervoerswijzen;
  • pijler 3: saldo.

Het wetgevend kader van het mobiliteitsbudget wordt opnieuw gewijzigd om het harmonieurzer en aantrekkelijker te maken.

1. Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van het mobiliteitsbudget is uitgebreid naar burgemeesters, schepenen en gedeputeerden van de provincies, zodat ook zij voortaan kunnen genieten van de regeling van het mobiliteitsbudget.

De bedrijfsleiders blijven nog steeds uitgesloten van het toepassingsgebied van deze maatregel.

2. Pijler 2: duurzame vervoerswijzen

De biljetten voor het openbaar vervoer, zowel in België als in de Europese Economische Ruimte (hierna de EER) behoren nu tot de duurzame vervoermiddelen (pijler 2).

Deze verduidelijking wat betreft de plaats waar het mobiliteitsbudget kan worden besteed, geldt alleen voor biljetten voor het openbaar vervoer, en niet voor andere duurzame vervoermiddelen.

Ter wille van de samenhang en de rechtszekerheid, wordt deze EER-voorwaarde nu ook uitgebreid tot alle duurzame vervoermiddelen van de tweede pijler.

3. Bedrag van het mobiliteitsbudget en overeenkomst tussen partijen

Er wordt gepreciseerd dat met betrekking tot het initiële bedrag van het mobiliteitsbudget dat vermeld moet worden in de overeenkomst tussen partijen gesloten vóór de eerste betaling van het mobiliteitsbudget, dit het bedrag van het mobiliteitsbudget is dat wordt bepaald op basis van de total cost of ownership (TCO).

Dit initiële bedrag kan dan verder wijzigen in geval van functieverandering of bevordering.

In de overeenkomst zelf tussen werkgever en werknemer kan dan nog worden verduidelijkt dat dit bedrag kan worden aangepast (index), wetende dat dit bedrag op het moment van de toekenning van het mobiliteitsbudget, in geval van functieverandering of bevordering en vervolgens telkens op 1 januari van ieder kalenderjaar moet worden getoetst aan de minimum- en maximumgrens.

4. Kosten voor het beheer van het mobiliteitsbudget

De kosten voor het beheer van het mobiliteitsbudget maken momenteel deel uit van pijler 1 (i.e. de terbeschikkingstelling van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en daarmee gerelateerde kosten).

Omdat het correcter is dat deze kosten deel uitmaken van pijler 2, die steeds door de werkgever aan zijn werknemer moet worden aangeboden, worden de bepalingen van de wet in die zin gewijzigd.

5. Minimum- en maximumbedragen van het mobiliteitsbudget

Sinds 1 januari 2022 moet het aan de werknemer toegekende mobiliteitsbudget minimum 3.000 euro en maximum een vijfde van het totale jaarloon bedragen, met een absoluut maximum van 16.000 euro per kalenderjaar. Momenteel worden deze bedragen niet geïndexeerd.

Er wordt een indexeringsmechanisme ingevoerd in de wet.

De minimum- en maximumbedragen worden nagegaan op het moment van de bepaling van het bedrag van het mobiliteitsbudget, dus op het moment van de toekenning ervan, op het moment van functieverandering of bevordering, alsook jaarlijks op 1 januari van ieder jaar, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het geïndexeerde bedrag.

6. Inwerkingtreding

Deze wijzigingen treden in beginsel in werking op 1 januari 2024.

Opgelet! Deze maatregel is nog maar een ontwerp. We brengen u op de hoogte zodra deze bevestigd en officieel is.

Bron: wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen (nr. 3607), goedgekeurd in de Kamer op 28 november 2023.