Sociaal statuut van leerlingen: uitbreiding van het recht op tijdelijke werkloosheidsuitkeringen

Van 
74691

Vanaf 1 juli 2015 is er een uniforme definitie van het begrip leerling in de zin van de sociale zekerheid. Onder leerling verstaat men voortaan "'elke persoon die in het kader van een alternerende opleiding door een overeenkomst verbonden is met een werkgever". Personen die gebonden zijn door een omscholingsovereenkomst of personen in opleiding in het kader van een arbeidsovereenkomst zijn van deze definitie uitgesloten. De alternerende opleiding moet bovendien cumulatief aan de 6 voorwaarden  voldoen die we in  ons artikel van 17 juni 2015 uiteengezet hebben.

In het raam van deze ontwikkeling werd ook het recht op tijdelijke werkloosheidsuitkeringen gewijzigd. Terwijl voorheen enkel industriële leerlingen recht hadden op tijdelijke werkloosheidsuitkeringen, kan elke leerling waarvan de overeenkomst aan de nieuwe criteria van de alternerende opleiding voldoet   sinds 1 juli 2015 forfaitaire overbruggingsuitkeringen bij tijdelijke werkloosheid (gebrek aan werk wegens economische oorzaken, technische stoornis, slecht weer, overmacht, sluiting van onderneming wegens jaarlijkse vakantie en staking).

De formaliteiten te vervullen door de werkgever zijn dezelfde als de formaliteiten die bij tijdelijke  werkloosheid van gewone werknemers van toepassing zijn.  De leerling moet bij zijn formulieren een aanwezigheidsattest (formulier C98) voegen dat aantoont dat hij de cursussen regelmatig volgt.

Het bedrag van de uitkering is voortaan een forfaitair bedrag dat afhankelijk is van de gezinstoestand van de leerling. Het bedrag stemt overeen met het bedrag van de overbruggingsuitkeringen voor een werknemer van minder dan 18 jaar. 

Gezien de leervergoeding geen loon is, moet de werkgever geen aanvulling op de werkloosheidsvergoeding betalen.