Voorrang voor deeltijdse werknemers bij vacante betrekkingen: nadere duiding bij de responsabiliseringsbijdrage

Van 
94958

Enkele maanden geleden informeerden we u over de invoering van een nieuwe responsabiliseringsbijdrage, verschuldigd door werkgevers die een vacante betrekking in de onderneming niet bij voorrang toekennen aan hun onvrijwillig deeltijdse werknemers. Een koninklijk besluit van 2 mei 2019 concretiseert nu deze verplichting verder.

Voorrang voor de toekenning van een vacante betrekking

Een deeltijdse werknemer kan bij zijn werkgever schriftelijk zijn recht opeisen om bij voorrang een voltijdse betrekking, of een andere (eventueel bijkomende) deeltijdse betrekking te bekomen op basis waarvan hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling bekomt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij nu werkt.

Sanctie: responsabiliseringsbijdrage

De programmawet van 25 december 2017 voerde een financiële sanctie in voor werkgevers die een vacante betrekking niet bij voorrang toekenden aan deeltijdse werknemers die daartoe een aanvraag indienden, voor zover ze een inkomensgarantie-uitkering genieten.

Het betreft een responsabiliseringsbijdrage van 25 EUR per maand. De uitvoeringsmodaliteiten moesten evenwel nog geregeld worden middels een koninklijk besluit. Dat koninklijk besluit is nu een feit.

In dit artikel duiden we u deze nieuwe maatregel met een reeks vragen en antwoorden.

1. Geldt de maatregel voor alle deeltijdse werknemers?

Nee.

Alle deeltijdse werknemers kunnen bij voorrang aanspraak maken op het bekomen van een vacante betrekking in de onderneming. Daarentegen wordt enkel de werkgever die een vacante betrekking in de onderneming niet bij voorrang toekent aan deeltijdse werknemers met een inkomensgarantie-uitkering,  met de responsabiliseringsbijdrage beboet.

Opmerking: om hun uitkering te behouden, zijn deze werknemers al sinds geruime tijd verplicht om bij hun werkgever een aanvraag in te dienen  voor het bekomen van een vacante betrekking met een hogere arbeidsduur.

Het nieuw koninklijk besluit verduidelijkt overigens dat bepaalde werknemerscategorieën van de  voorrangsregeling uitgesloten zijn. Hun werkgever riskeert bijgevolg niet de responsabiliseringsbijdrage. Het betreft:

  • Werknemers die niet vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968  betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
  • Uitzendkrachten tewerkgesteld door een uitzendbureau met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid;
  • Werknemers tewerkgesteld door een erkende werkgever met een arbeidsovereenkomst dienstencheques;
  • Werknemers tewerkgesteld als gelegenheidswerknemers.

2. Moeten alle vacante betrekkingen bij voorrang worden aangeboden aan de deeltijdse werknemers van de onderneming?

Nee.

Eerst en vooral moet deze verplichting enkel worden nagekomen als de deeltijdse werknemer bij zijn werkgever effectief een schriftelijke aanvraag indiende om in aanmerking te komen voor de vacante voltijdse betrekkingen of de deeltijdse betrekkingen die hem op zich of als bijkomende betrekking een arbeidsregeling met een hogere arbeidsduur geven.

Opmerking: in een dergelijke situatie is de werkgever verplicht de ontvangst van deze aanvraag schriftelijk te bevestigen aan de werknemer en hem te bevestigen dat hij gevolg zal geven aan zijn aanvraag. Klanten van Group S kunneneen model bekomen bij hun dossierbeheerder.

Daarenboven moet de vacante betrekking in de onderneming betrekking hebben op dezelfde functie als uitgeoefend door de deeltijdse werknemer, en dezelfde kwalificaties vereisen.

Ten slotte moet de werkgever de vacante betrekking enkel aan de deeltijdse werknemer aanbieden als hij hierdoor zijn arbeidsduur verhoogt gedurende een ononderbroken periode van minstens één maand of een onbepaalde periode. Of deze verhoging van de arbeidsduur resulteert uit een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst of het sluiten van een nieuwe overeenkomst, speelt geen rol.

3. Welke formaliteiten moet de werkgever vervullen bij mededeling van de vacante betrekking?

Deze mededeling moet gebeuren binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de betrekking vacant wordt.

De mededeling kan gebeuren door overhandiging aan de werknemer van een geschrift of elektronisch met ontvangstbewijs. Zo niet, moet ze bij aangetekende brief gebeuren.

De mededeling moet minstens de volgende gegevens omtrent de vacante betrekking bevatten:

  • een beknopte beschrijving van de functie;
  • de duur van de overeenkomst;
  • de arbeidsregeling en het uurrooster;
  • de plaats van tewerkstelling.

Bovendien moet de werkgever de termijn vermelden waarbinnen de deeltijdse werknemer moet reageren, zonder dat deze termijn minder dan een week of langer dan een maand mag zijn.

Klanten van Group S kunnen een model van deze mededeling bekomenbij hun dossierbeheerder.

De werkgever moet een afschrift van deze mededeling (en het eventuele ontvangstbewijs) gedurende minstens zeven jaar bewaren, in papieren of elektronische vorm.

Ingeval de werknemer de vacante betrekking weigert, moet de werkgever het gewestelijk kantoor van de RVA hiervan verwittigen (zie vraag 8).

4. Wat is de sanctie voor werkgevers die deze verplichtingen niet naleven?

Werkgevers die voornoemde verplichtingen niet naleven (mededeling van de vacante betrekking aan de werknemer, bewaring van het eventuele ontvangstbewijs, niet-naleving van de voorrang van de werknemer) zijn ertoe gehouden een responsabiliseringsbijdrage te betalen van 25 EUR per maand en per deeltijdse werknemer die voornoemde voorwaarden vervult. De bijdrage is voor een volledig kwartaal verschuldigd.

5. Vanaf wanneer is deze sanctie van toepassing?

De responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd vanaf het kwartaal dat volgt op de vier kwartalen waarin minstens één bijkomend uur beschikbaar was en geen enkele deeltijdse werknemer die de voorwaarden vervulde, bij voorrang het beschikbare bijkomende uur of de beschikbare bijkomende uren kreeg toegekend om zijn arbeidstijd te verhogen.

De naleving van deze verplichtingen wordt vanaf 1 april 2019 gecontroleerd. De responsabiliseringsbijdrage zelf zal pas ten vroegste vanaf 1 april 2020 verschuldigd zijn.  Aangezien de evaluatie van het arbeidsvolume door de RSZ verschillende maanden na de kwartaalaangiften van de werkgever plaatsheeft, is het mogelijk dat de eerste sancties pas enkele maanden later worden toegepast.

6. Vanaf wanneer is de bijdrage niet meer verschuldigd?

De bijdrage is voor een volledig kwartaal verschuldigd. De responsabiliseringsbijdrage is niet meer verschuldigd:

  • Vanaf het kwartaal waarin alle beschikbare uren werden toegekend aan minstens één werknemer die voornoemde voorwaarden vervulde zodat zijn arbeidsduur is toegenomen.
  • Vanaf het kwartaal waarin de werkgever de bijdrage verschuldigd was voor vier opeenvolgende kwartalen en geen enkel nieuw bijkomend uur beschikbaar kwam gedurende deze vier kwartalen.

Voorbeeld: Een deeltijdse werknemer met inkomensgarantie-uitkering dient op 1 april 2020 een aanvraag in om bij voorrang in aanmerking te komen voor een vacante betrekking. Op 10 juli 2020 kent de werkgever 15 beschikbare uren toe aan een nieuw aangeworven werknemer terwijl deze uren aan de deeltijdse werknemer hadden kunnen worden toegekend. Vanaf het derde kwartaal 2020 is de werkgever dan ook een bijdrage van 25 EUR/maand verschuldigd. De werkgever is deze bijdrage niet meer verschuldigd vanaf het derde kwartaal 2021 alsgeen enkel nieuw uur beschikbaar was gedurende de 4 voorafgaande kwartalen (waarin hij de bijdrage heeft betaald).

7. Kan de werkgever ontsnappen aan de betaling van deze bijdrage?

Ja.

In de eerste plaats is de responsabiliseringsbijdrage enkel van toepassing op arbeidsovereenkomsten die vanaf 1 januari 2018 werden gesloten.

Verder is de responsabiliseringsbijdrage niet verschuldigd als geen enkel uur in de onderneming beschikbaar was gedurende een jaar, te rekenen vanaf de eerste aanvraag van de deeltijdse werknemer voor het bekomen van een vacante betrekking.

Ten slotte kan de werkgever in de volgende gevallen ontsnappen aan de betaling van de  responsabiliseringsbijdrage:

  • als hij kan aantonen dat de deeltijdse werknemer voornoemde voorwaarden niet vervulde;
  • als hij kan aantonen dat hij alle beschikbare uren daadwerkelijk heeft toegekend aan een deeltijdse werknemer die de voorwaarden vervulde;
  • als hij kan aantonen dat de beschikbare uren geen betrekking hadden op dezelfde functie als die van de deeltijdse werknemer of dat de werknemer niet de vereiste kwalificaties had;
  • als hij kan aantonen dat hij de beschikbare uren aan de deeltijdse werknemer aanbood, die dat aanbod weigerde;
  • als hij kan aantonen dat de deeltijdse werknemer niet in aanmerking kwam voor de toekenning van de beschikbare uren omdat het ging om uren die betrekking hebben op prestaties tijdens  tijdsblokken waarin deze werknemer al tewerkgesteld is;
  • als hij kan aantonen dat de deeltijdse werknemer was tewerkgesteld in een andere vestigingseenheid dan de vestigingseenheid waar de bijkomende uren beschikbaar waren.

Voor de goede orde: alles lijkt er op te wijzen dat de werkgever in deze laatste gevallen  er alsnog toe gehouden is om de vacante betrekking aan de werknemer mee te delen.

8. Welke concrete stappen moet de werkgever ondernemen om aan deze eventuele sanctie te ontsnappen?

Om de responsabiliseringsbijdrage als sanctie te vermijden, moet de werkgever de volgende stappen ondernemen:

  1. De werkgever moet de deeltijdse werknemers die een inkomensgarantie-uitkering ontvangen, identificeren;
  2. Onder deze werknemers moet de werkgever de werknemers met een arbeidsovereenkomst gesloten vanaf 1 januari 2018 identificeren;
  3. Vervolgens moet de werkgever nagaan of deze werknemers wel degelijk een schriftelijke aanvraag hebben ingediend om bij voorrang in aanmerking te komen voor een vacante betrekking in de onderneming.

Met het oog op controle moet deze analyse bij de RSZ gekend zijn. Hiertoe moet de werkgever voortaan bij het begin van de tewerkstelling in ASR-scenario 3 vermelden of de werknemer al dan niet een aanvraag heeft ingediend om bij voorrang een vacante betrekking te bekomen.

Het formulier van ASR-scenario 3 wordt binnenkort in die zin aangepast.

  1. Als er een nieuwe betrekking beschikbaar is in de onderneming, moet de werkgever nagaan of deze betrekking geschikt is voor een van de werknemers die in de voorgaande stappen werden geïdentificeerd;
  2. In voorkomend geval moet de werkgever deze betrekking aan een van deze werknemers aanbieden en toekennen.

Nog steeds met het oog op controle moet de werkgever voortaan in ASR-scenario 6 (maandelijks) vermelden of de werknemer in de loop van de maand een aangeboden vacante betrekking heeft geweigerd.

Het formulier van ASR-scenario 6 wordt binnenkort in die zin aangepast.

  1. Als deze vacante betrekking niet daadwerkelijk wordt aangeboden aan de werknemers die in de voorgaande stappen werden geïdentificeerd, dan moet de werkgever ervoor zorgen dat hij een aanvaardbaar bewijs kan voorleggen (zie vraag 7).

 

De RSZ, de RVA en het Toezicht op de sociale wetten zouden binnenkort een nieuw systeem voor informatie-uitwisseling opzetten om werkgevers op te sporen die bovenvermelde verplichting om bij voorrang een vacante betrekking toe te kennen, niet naleven.

 

Bronnen :

Programmawet van 22 december 1989, artikelen 152 tot 156/1, B.S. 30 december 1989 ;

Programmawet van 25 december 2017, artikel 68, B.S. 29 december 2017 ;

Koninklijk besluit van 2 mei 2019 tot uitvoering van de bepalingen van de programmawet van 22 december 1989 die betrekking hebben op de voorrang voor deeltijdse werknemers om een vacante dienstbetrekking bij hun werkgever te verkrijgen, B.S. 15 mei 2019.