Werkloosheid met bedrijfstoeslag (brugpensioen) na tijdskrediet


60333

Een werknemer in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (voorheen brugpensioen) heeft naast zijn werkloosheidsuitkering ook recht op een bijkomende vergoeding (bedrijfstoeslag) ten laste van zijn laatste werkgever of van een fonds voor bestaanszekerheid.

Die bedrijfstoeslag is gelijk aan de helft van het verschil tussen de werkloosheidsuitkering en het netto referteloon. Het referteloon wordt berekend aan de hand van het brutoloon van de refertemaand. De refertemaand kan worden bepaald in onderling akkoord of stemt overeen met de laatste maand van tewerkstelling.

Werknemers die minder werken in een tijdskredietregeling kunnen worden ontslagen om daarna in te stappen in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.

Is de laatste maand van tewerkstelling de refertemaand, dan is het brutoloon dat moet worden gebruikt voor de berekening van de bedrijfstoeslag een deeltijds loon.

Waar het schoentje knelt

Voor de berekening van de werkloosheidsuitkeringen houdt de RVA geen rekening met de periode van tijdskrediet. Een werknemer zal dus recht hebben op werkloosheidsuitkeringen berekend op basis van  zijn arbeidsstelsel vóór de aanvang van het tijdskrediet.

Daartegenover staat dat het netto referteloon van de werknemer berekend zal worden op basis van zijn deeltijdse loon.

Vaak zal er dus geen bedrijfstoeslag (of een kleine toeslag) worden betaald omdat de werkloosheidsuitkering hoger uitvalt dan het netto referteloon en het verschil negatief is.

Advies van de NAR

In  1987 bracht de Nationale Arbeidsraad een advies uit omtrent deze problematiek. Zij adviseerde dat de aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkering dienden berekend te worden op basis van hetzelfde arbeidsstelsel. In het licht van de regeling die wordt toegepast inzake werkloosheidsuitkering stelt de NAR dat het bedrag van de aanvullende vergoeding moet worden bepaald op basis van de arbeidsregeling waarin de werknemer werkte alvorens zijn arbeidsprestaties te verminderen en op basis van het loon dat hij zou verdienen indien hij zijn arbeidsprestaties niet verminderd had.

Aan dat advies werd echter nooit gevolg gegeven en is niet juridisch afdwingbaar.

Nochtans bepalen sommige sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten dat inzake de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag, het in aanmerking te nemen brutoloon voor de werknemer met een tijdskrediet, het loon is dat van toepassing was vóór de vermindering van de arbeidsprestaties en zodus stelt het probleem zich hier niet.

Er werd vroeger algemeen aangenomen dat het deeltijds loon als basis diende voor de berekening van de bedrijfstoeslag indien geen enkele overeenkomst een berekening op basis van de regeling vóór het tijdskrediet heeft opgelegd. 

Arrest van het Hof van Cassatie van 19 maart  2012

In een recent arrest heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over deze problematiek. Het betreft een sociaal fonds dat de bedrijfstoeslag moest terugbetalen aan een werkgever. Deze had met de werknemer in tijdskrediet overeengekomen dat de toeslag zou worden berekend op basis van het voltijdse loon. Het fonds argumenteert niet gebonden te zijn door dat akkoord want geen enkele wet verplicht het voltijds loon als basis te nemen.

Het Hof zegt dat wanneer de werknemer minder gewerkt heeft door de  loopbaanonderbreking (oud stelsel van verminderde arbeidsprestaties) tijdens de refertemaand die als basis dient voor de berekening van de aanvullende vergoeding, het bruto maandloon door de werknemer bekomen  voor de refertemaand overeen stemt met het loon waarop de werknemer recht heeft voor volledige arbeidsprestaties krachtens zijn voltijdse arbeidsovereenkomst.

Deze uitspraak is nieuw en druist in tegen de huidige rechtspraak die het deeltijds loon neemt (tenzij de sector anders bepaalt).

Opgelet : Een vogel maakt de lente niet: dit arrest heeft geen waarde van wet. Nochtans is het niet ondenkbaar dat rechters die opnieuw met die problematiek geconfronteerd worden, zich achter deze rechtspraak zullen scharen opdat hun beslissing niet zou herroepen worden in hoger beroep of nadien verbroken in cassatie.