Wetenschappelijk onderzoek: vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing verhoogd naar 80 % vanaf 1 juli 2013


62521

Om het wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen, worden bepaalde wetenschappelijke instellingen vrijgesteld van het storten van een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing verschuldigd op lonen die zij betalen of toekennen aan werknemers die zij tewerkstellen in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

In 2009 werd dat vrijgesteld gedeelte op 75 % gebracht. In het kader van de maatregelen rond werkgelegenheid en arbeidsmarkt heeft de regering nu beslist om dat gedeelte te verhogen naar 80 %. De regering heeft bovendien beslist dat er betere controlemaatregelen moeten worden ingevoerd met betrekking tot de niet doorstorting van de bedrijfsvoorheffing inzake wetenschappelijk onderzoek.

Wij lichten deze maatregel hieronder wat meer toe en gaan vooral dieper in op de wijzigingen, die in werking zullen treden op 1 juli 2013.

1. Welke werkgevers kunnen hiervan genieten?

De gedeeltelijke vrijstelling bestaat voor:

  1. Universiteiten, hogescholen en het federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FFWO) en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen (FWOV);
  2. de door de bevoegde minister erkende wetenschappelijke instellingen;
  3. Ondernemingen die onderzoeksprojecten doen ter uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met universiteiten, hogescholen of erkende wetenschappelijke instellingen vermeld in categorie 2 hierboven;
  4. Young Innovative companies;
  5. Ondernemingen die onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's uitvoeren met onderzoekers die een bepaald diploma hebben.

2. Welke werknemers geven hier recht op?

Het gaat om de werknemers die bovenstaande werkgevers tewerkstellen in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Het moet dus noodzakelijk gaan om werknemers die onderzoekswerkzaamheden verrichten en bijvoorbeeld niet om het administratief personeel. Zo zal een assistent-onderzoeker aan de universiteit bijvoorbeeld recht geven op deze maatregel, terwijl de verantwoordelijke voor de boekhouding niet in aanmerking komt.

3. Procedure

Om deze vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing, voor de periode waarin hij bezoldigingen heeft toegekend waarvoor hij een deel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet moet storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen. De eerste aangifte heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen, terwijl de tweede uitsluitend betrekking heeft op de bezoldigingen van de werknemers voor wie de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting wordt toegepast.

Daarnaast moet er ook een nominatieve lijst worden bijgehouden met bepaalde gegevens over de werkgever en de werknemers van wiens bezoldigingen een deel van de bedrijfsvoorheffing niet moet worden doorgestort.

4. Wat wordt er gewijzigd?

4.1. Percentage van de vrijstelling wordt verhoogd vanaf 1 juli 2013

De voornoemde werkgevers moeten 100 % van de bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de lonen die zij betalen of toekennen aan werknemers die worden tewerkgesteld in het kader van wetenschappelijk onderzoek inhouden bij die werknemers. Daarvan moeten zij echter maar een gedeelte doorstorten aan de fiscus. Zoals gezegd wordt dat vrijgesteld gedeelte vanaf 1 juli 2013 verhoogd tot 80 %. Dat nieuwe percentage is van toepassing op de bedrijfsvoorheffing die opeisbaar wordt vanaf die dag.

4.2. Aanmeldingsplicht van de projecten en programma’s vanaf 1 januari 2014

Er wordt in artikel 275/3 van het WIB 1992 een nieuwe paragraaf ingevoegd, waarin een nieuwe procedure tot het bekomen van de vrijstelling wordt uitgewerkt. Op deze wijzigingen zullen wij in een later artikel meer in detail terugkomen.