0703 Arbeidsduur

Paritair (sub-)Comité nr.:
116.00.00-00.00

Bijwerking: 16/09/2005
Geldig vanaf: 05/09/2005

In het Belgisch Staatsblad van 5 september 2005 werd een koninklijk besluit van 24 augustus 2005 gepubliceerd betreffende de arbeidsduur en de zondagrust in de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren.

Wij geven hierna de tekst van het koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur en een commentaar.

Wij verwijzen u naar hoofdstuk 08 voor wat betreft de bepalingen over de zondagsrust.

 

1. Tekst van het KB

 

I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren en op hun werkgevers.

II - Arbeidsduur

Artikel 2

Worden voor de bepaling van de arbeidsduur van de werklieden die aan vervoerwerken worden tewerkgesteld, niet als tijd beschouwd gedurende dewelke de werkman ter beschikking is van de werkgever : de rusttijden ten belope van driemaal één half uur per dag, en de tijd voor het nemen van een maaltijd ten belope van één half uur per dag.

Artikel 3

De arbeidstijd die de werknemer die aan vervoerwerken wordt tewerkgesteld eventueel voor rekening van meer dan één werkgever zou presteren, zal de som zijn van de gepresteerde uren. De werkgever verzoekt de werknemer die aan vervoerwerken wordt tewerkgesteld schriftelijk hem een overzicht van de bij andere werkgevers gepresteerde arbeidstijd voor te leggen. Deze werknemer verstrekt deze gegevens schriftelijk.

Artikel 4

De dagelijkse grens van de arbeidsduur der werklieden die, wegens de afstand van de werkplaats, niet elke dag naar hun woon- of verblijfplaats kunnen terugkeren, wordt op elf uren gebracht.

Deze afwijking betreft evenwel enkel de werklieden die tewerkgesteld zijn aan werkzaamheden welke worden verricht buiten de bedrijfszetel waar zij normaal worden tewerkgesteld, inzonderheid aan monterings- en samenvoegingswerken, met uitsluiting van de werken van vervoer bedoeld in de artikelen 2 en 6.

Artikel 5

De bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 gestelde grenzen mogen overschreden worden voor de uitvoering van voorbereidend werk of nawerk dat noodzakelijk buiten de voor de algemene productie vastgestelde tijd moet worden verricht.

Als voorbereidend werk of nawerk worden beschouwd de werken die betrekking hebben op :

1. het klaarmaken van kleuren en gommengsels, het harsgieten;

2. het aansteken, onder druk brengen en afzetten van ketels, stoomgenerators en luchtverwarmers;

3. het aan de gang brengen en afzetten van drijfkracht, het op temperatuur brengen van machines, het voorverwarmen van fabricagetoestellen;

4. het aansteken van vuren ter voorbereiding van het koken der vernissen;

5. het vullen van de munitie met gesmolten springstof (aanvoer en op temperatuur brengen);

6. het klaarmaken van de continu-machines voor lucifers;

7. het afstellen, regelen, demonteren en onderhouden van machines;

8. het aftappen van harsreservoirs, alsmede het reinigen van de filters van verfreservoirs;

9. de laboratoriumtesten;

10. het verwisselen en het op de pers testen van vormen.

Artikel 6

De arbeidsduur van de werklieden die aan werken van vervoer, laden en lossen worden tewerkgesteld, mag de bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen overschrijden, op voorwaarde dat over een periode van maximum één trimester, gemiddeld niet langer dan veertig uren per week wordt gewerkt.

Artikel 10

Het koninklijk besluit van 16 september 1977 betreffende de arbeidsduur en de zondagrust in de ondernemingen welke onder het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren, wordt opgeheven.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt (5 september 2005).

 

 

Sedert 1april 1988, bedraagt de wekelijkse arbeidsduur 38 uur in het Nationaal Paritair Comité voor de Scheikundige Nijverheid.   De arbeidsduur van 38 uur mag effectief zijn of gemiddeld op een jaar, naar keuze van de werkgever.  Voor de praktische modaliteiten verwijzen we naar  hoofdstuk 7.1.1.

1.  Voor de arbeiders die vervoerwerk doen

Moeten niet als arbeidsduur worden geteld:

-          anderhalf uur per dag (of 3 x een half uur)  aan rusttijd,

-          en een half uur per dag aan tijd om te eten.

Daar deze uren niet worden beschouwd als tijd tijdens welke de werknemer ter beschikking is van de werkgever, moeten zij niet in aanmerking worden genomen om na te gaan of de maximum dagtijd (11 uur – zie hieronder ) en de maximum weektijd (50 uur- zie hieronder ) werden nageleefd.

De koning brengt een nieuwigheid aan: om te bepalen of de wekelijkse en dagelijkse arbeidsduur werden gerespecteerd, wordt er rekening gehouden met de uren die door de arbeider aan vervoer  gepresteerd worden bij eventuele andere werkgevers.  De werknemer moet dan ook zijn werkgever schriftelijk kennisgeven van de vervoerprestaties geleverd in andere ondernemingen.

Anders gezegd, een arbeider die deeltijds werkt bij een werkgever A kan niet voltijds werken bij een werkgever B maar wel slechts halftijds.  

2.  Voor arbeiders die vervoer doen en ook voor de arbeider die laadt en lost,

De dagelijkse grensduur wordt op 11  uur gebracht.

De wekelijkse grensduur wordt op 50 uur gebracht.

Een overloon van  50 % of 100 % (zondag en feestdag) is evenwel verschuldigd vanaf de overschrijding van het 9de uur en vanaf de overschrijding van het 38ste uur (of meer naargelang de werkgever gekozen heeft voor een effectieve of gemiddelde arbeidsduur van 38 uur).

De werkgever zal evenwel de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur moeten naleven.  De koning heeft de referteperiode beperkt tot een kwartaal.  Aan het einde van het kwartaal moet de sectorale wekelijkse arbeidsduur nageleefd worden.

 

 

3.  Voor de arbeiders die prestaties leveren buiten de bedrijfszetel waar zij normaal werken (met uitsluiting van de arbeiders die vervoer doen) en die niet elke dag naar huis(of hun verblijfplaats) kunnen omwille van de grote afstand,

 

De dagelijkse grensduur wordt op 11 uur gebracht zonder overloon voor zover de effectieve wekelijkse arbeidsduur wordt nageleefd.

 

De afstand tussen de plaats van tewerkstelling en de woonplaats(of de verblijfplaats) moet voor de werknemer een afwezigheid bij hem thuis, van meer dan 14 uur tot gevolg hebben. De berekening van de afwezigheidsuren gebeurt op basis van de dienstregeling van de vervoermiddelen waarover de werknemer kan beschikken.

 

De overschrijding moet worden voorzien in de arbeidsurenregeling vastgelegd in het arbeidsreglement.

 

4.  Voor uitvoering van aanvullend of voorbereidend werk (zoals opgesomd in artikel 5 van het koninklijk besluit)

 

De dagelijkse grensduur wordt op 11 uur gebracht.

 

De wekelijkse grensduur wordt op 50 uur gebracht.

Een overloon van  50 % tot  100 % (feestdag en zondag) is evenwel verschuldigd vanaf de overschrijding van het 9de uur  en vanaf de overschrijding van het 38ste uur (of meer naargelang de werkgever heeft gekozen voor een effectieve of gemiddelde arbeidsduur).

De werkgever zal echter de wekelijkse arbeidsduur moeten gerespecteerd hebben op het einde van het kwartaal. 

 

De werknemers mogen niet werken buiten de uurregeling vastgelegd in het arbeidsreglement.

 

Bovendien moeten die werken noodzakelijkerwijze worden gedaan buiten de tijd uitgetrokken voor het algemeen productiewerk.

 


Historiek
05/09/2005 31/12/2999 0703 Arbeidsduur
23/12/1977 04/09/2005 0703 Arbeidsduur en zondagrust