De instapstage in het Vlaams Gewest


61731

De Vlaamse Regering heeft de nieuwe instapstage voorzien op het federaal niveau (zie in dit verband ons vorige artikel: "Naast de IBO, de nieuwe instapstage in 2013: waarover gaat het?") uitgevoerd.

Hieronder vatten we de regelgeving van toepassing in het Vlaamse Gewest samen.

Principe

De instapstage is bedoeld om de middelmatig of laaggeschoolde jongere, kennis te laten maken met de arbeidsmarkt.

Beoogde werkgevers

Alle ondernemingen, VZW of administratieve overheid.

Beoogde stagiairs

Om een instapstage te doen moet de jongere die minder dan 25 jaar oud is, de volgende voorwaarden vervullen:

  • Bij het begin van de stage, ingeschreven zijn als niet werkende werkzoekende bij de bevoegde dienst voor tewerkstelling (ACTIRIS, ADG, FOREM of VDAB) en nog in de beroepsinschakelingstijd verkeren. Het feit dat de kandidaat nog een leefloon ontvangt  tijdens de instapstage belet niet beschouwd te worden als stagiair;
  • Middelmatig of laaggeschoold zijn (cf. doelgroepvermindering Jongeren).
  • Positief meewerken aan de begeleidingsinitiatieven van de bevoegde dienst voor werkgelegenheid (ACTIRIS, ADG, FOREM of VDAB).

Elke stagiair (leerling) mag hoogstens twee instapstages doorlopen waarvan hoogstens één stage bij een zelfde werkgever voor een totale duur van 6 maanden.

De instapstage gaat ten vroegste in na de zesde maand van beroepsinschakelingsstage (de 156ste dag van de beroepsinschakelingsperiode) en ten laatste op de laatste dag van de beroepsinschakelingsstage (de  302de dag van de beroepsinschakelingsperiode).

De VDAB beslist of een werkzoekende een instapstage mag volgen. Die beslissing wordt genomen aan de hand van de eisen en behoeften van de arbeidsmarkt en op basis van de geschiktheid en het bekwaamheidsprofiel  van de kandidaat. In geval van een negatieve beslissing kan de werkzoekende een herziening van zijn aanvraag vragen bij de raad van bestuur die zich uitspreekt op advies van de Sociaal Economische Raad van de Regio (SERR).

Procedure

Om een instapstage te bekomen moet de werkgever zich eerst tot de VDAB wenden.

De stage moet worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de partijen, d.w.z. de werkzoekende, de werkgever en de VDAB, vooraleer de werkzoekende in de onderneming actief wordt. Het model hiervan wordt opgemaakt door de raad van bestuur van de VDAB.

Instapovereenkomst

De instapovereenkomst wordt aangegaan door de werkgever, de VDAB en de werkzoekende vooraleer die laatste ook maar enig werk verricht bij de werkgever.

De stage heeft een wettelijke duur van minstens 3 maanden en hoogstens 6 maanden. De jongere mag hoogstens twee instapstages doorlopen waarvan hoogstens één stage bij een zelfde werkgever.

De helft van de stageduur mag doorlopen worden buiten de onderneming in een opleidings- of begeleidingsproject dat is goedgekeurd door de bevoegde dienst voor beroepsopleiding.

De instapstage is voltijds of minstens halftijds.

De VDAB mag beslissen de overeenkomst voortijdig te beëindigen zonder enige vergoeding aan de stagiair te hoeven betalen. Als het daarentegen de onderneming, de vzw of de administratieve overheid is die voortijdig de overeenkomst beëindigt zonder voldoende wettiging, dan zal die de productiviteitspremie(zie hieronder) voor het nog te lopen gedeelte van de instapstage moeten betalen.

De  VDAB rapporteert over de instapstages aan de SERR.

Verplichtingen van de werkgever

De werkgever verzekert de leerling die de instapstage volgt in zijn onderneming, vzw of administratieve overheid tegen arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van/naar de opleidingsplaats. De verzekering waarborgt dezelfde dekking als die vermeld in de wet  van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen en de uitvoeringsbesluiten ervan. Bij ongeval wordt de vergoeding berekend op basis van de wedde  waarop een meerderjarige bediende als weddetrekkende  recht heeft in het aan te leren beroep.

De leerling die tijdens zijn stage nadeel berokkent aan de werkgever of aan derden, is slechts aansprakelijk in geval van bedrog, zware fout of herhaalde lichte fout.

De leerling heeft recht op een patronale tussenkomst in de vervoerkosten volgens de regels van de collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is op de onderneming. Als er geen collectieve arbeidsovereenkomst bestaat die een dergelijke regeling inhoudt voor de onderneming, de vzw of de administratieve overheid dan zijn de voorschriften van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 septies van 31 mei 2007 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst  nr. 19ter van 5 maart 1991 in vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.19 van 26 maart 1975 betreffende de patronale  financiële tegemoetkoming in de vervoerkosten van de werknemers van toepassing.

De werkgever verbindt zich ertoe aan het einde van de stage aan de stagiaire een attest af te leveren met vermelding van de bekwaamheden die werden verworven tijdens de instapstage.

Toegekende hulp

In de instapstage betaalt de werkgever geen bezoldiging maar een aanvullende stage-uitkering die vrij is van patronale en persoonlijke sociale bijdragen.

De stagiair krijgt:

  • Van de RVA een stage-uitkering welk een dagbedrag is dat jaarlijks wordt aangepast (dagbedrag van de stage-uitkering = 26,82 euro);
  • Een productiviteitspremie :maandelijkse vergoeding van  200 euro. De vergoeding wordt tot de helft herleid voor een halftijdse instapstage.

De onderneming, de vzw of de administratieve overheid  moet maandelijks aan de stagiair een attest afleveren met opgave van de betaalde premies en vergoedingen.

Om de stage-uitkering te ontvangen mot de stagiair een maandelijks attest van aanwezigheid op de stage afleveren aan zijn betalingsinstelling (document C98).

Cumul

De stagiair blijft een werkzoekende(d.w.z. hij behoudt de werkloosheids- of wachtuitkering of het leefloon) gedurende de instapstage.

Indien op het einde van de stage de stagiair wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst (geen verplichting) bij de werkgever kan hij eventueel een overheidssteun genieten voor die aanwerving (RSZ-bijdrageverminderingen,…).

Geldigheidsduur

De onderhavige regeling treedt in werking op 1 februari 2013 voor een onbepaalde duur.