2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen
Paritair (sub-)Comité nr.:
116.00.00-00.00
Bijwerking: 27/02/2008
Geldig vanaf: 01/04/2007
Geldig tot: 31/03/2009
In het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid werd op 27 juni 2007 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 2007-2008. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 8 augustus 2007 onder het nr. 84218/CO/116.
Zij vervangt de CAO van 24 mei 2005 (K.B. 28 september 2005, B.S. 26 oktober 2006) betreffende de bestaanszekerheid gesloten in het paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
Wij geven u hierna de bepalingen inzake de aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid, de aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, en vervolgens enkele praktische schikkingen. Een aantal tussentitels werden door ons aangebracht.
Uittreksel tekst CAO van 27 juni 2007
Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met "arbeiders" wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.
Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid
Artikel 2
De arbeiders die ten minste zes maanden ancienniteit in de onderneming hebben en die gedeeltelijk werkloos worden gesteld ingevolge economische of technische redenen of ingevolge overmacht in hoofde van de onderneming hebben recht, ten laste van hun werkgever en gedurende een periode van maximum vijftig dagen per jaar, op een aanvullende werkloosheidsuitkering vastgelegd vanaf 1 april 2007 op 7,90 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid en vanaf 1 januari 2008 op 8,10 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid.
Vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard
Artikel 3
De arbeiders die door hun werkgever worden ontslagen om economische of technische redenen, of redenen van structurele aard hebben recht, ten laste van hun werkgever, op een vergoeding waarvan het bedrag als volgt wordt vastgelegd:
• 54,5366 EUR na 1 jaar dienst
• 111,5521 EUR na 2 jaar dienst
• 163,6097 EUR na 5 jaar dienst
verhoogd met een bedrag van 14,8736 EUR per jaar dienst boven de 5 jaar, evenwel beperkt tot een maximumbedrag van 461,0820 EUR na 25 jaar dienst.
Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard
Artikel 4
Onverminderd de vergoeding bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, zoals bepaald in artikel 3 hierboven, wordt volgende bijzondere regeling van aanvullende werkloosheidsuitkering voorzien volgens onderstaand schema voor arbeiders, die om economische of technische redenen of redenen van structurele aard worden ontslagen.
Arbeiders met een ancienniteit van 10 tot minder dan 15 jaar in de onderneming ontvangen, op voorwaarde dat deze voorziene verhoging van het bestaande dagbedrag niet leidt tot de toepassing van de nieuwe capitatieve bijdrage(n) zoals voorzien in het Koninklijk besluit van 22 maart 2006 tot invoering van een speciale patronale sociale zekerheidsbijdrage op sommige aanvullende vergoedingen in het kader van het generatiepact en tot vaststelling van de uitvoeringsregelen van artikel 50 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen (BS 31 maart 2006), het in artikel 2 voorzien dagbedrag van aanvullende werkloosheidsuitkering voor de eerste 52 bewezen dagen effectieve werkloosheid, welke aanvangt vanaf het verstrijken van de opzeggingstermijn of vanaf het verstrijken van de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode.
Indien de voorziene verhoging van het bestaande dagbedrag wel zou leiden tot de toepassing van de nieuwe capitatieve bijdrage(n) zoals voorzien in het bovengenoemde Koninklijk besluit van 22 maart 2006, dan zal de verhoging niet worden toegepast en zal het laatst geldende bedrag (€ 7,70) uit de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 2005 betreffende de bestaanzekerheid (K.B. van 28 september 2005, B.S. 26/10 2005) van toepassing blijven.
Voor arbeiders met een anciënniteit van 15 tot minder dan 20 jaar in de onderneming wordt dit, onder dezelfde voorwaarde als vermeld in alinea 2 van dit artikel, gebracht op de eerste 78 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Voor arbeiders met een anciënniteit van 20 jaar en meer wordt dit, onder dezelfde voorwaarde als vermeld in alinea 2 van dit artikel, gebracht op de eerste 104 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Het recht op deze aanvullende werkloosheidsuitkering wordt, in overeenstemming met het in alinea 2 van dit art. 4 genoemde KB van 22.3.2006, behouden in geval van werkhervatting.
Bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak blijven behouden.
Verworven rechten
Artikel 5
De in de ondernemingen bestaande voor de arbeiders gunstiger stelsels blijven behouden.
Slotbepalingen
Artikel 6
Deze CAO wordt gesloten, in uitvoering van het nationaal akkoord voor arbeiders van de scheikundige nijverheid 2007-2008 van 14 maart 2007 gesloten in het paritair comité voor de scheikundige nijverheid, voor een onbepaalde duur en treedt in werking op 1 april 2007, met uitzondering van artikel 4, dat onder de in alinea's 2, 3 en 4 van dit artikel 4 vermelde voorwaarde, vanaf 1 januari 2007 in werking treedt. Zij vervangt de CAO van 24 mei 2005 (K.B. 28 september 2005, B.S. 26 oktober 2006) betreffende de bestaanszekerheid gesloten in het paritair comité voor de scheikundige nijverheid.
Zij kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
Deze CAO zal worden neergelegd ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.
Commentaar: socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing
1. De socialezekerheidsbijdragen voor aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid (art. 2)
Het loonbegrip dat door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt gehanteerd, is omschreven in het artikel 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. Hierin wordt bepaald dat o.m. elk voordeel, in geld of in geld waardeerbaar waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van zijn werkgever, beantwoordt aan het loonbegrip voor de toepassing van de sociale zekerheid.
Hetzelfde artikel 2 (derde lid, 3°) bepaalt dat vergoedingen, die een werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks aan zijn werknemer betaalt en die een aanvulling zijn van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid, geen loon zijn in de zin van de wet van 12 april 1965. Op het bedrag van deze aanvullingen moeten bijgevolg geen sociale zekerheidsbijdragen worden berekend. Zo kan de werkgever dus onder meer een aanvulling vrij van bijdragen betalen bij de uitkeringen tijdelijke werkloosheid ingevolge economische of technische redenen of ingevolge overmacht in hoofde van de onderneming.
Uit de opzet, de berekening en de toekenningsmodaliteiten van de aanvullende bedragen moet blijken dat het daadwerkelijk om een aanvulling bij een sociaal voordeel gaat.
Indien het toekennen van een bedrag als gevolg zou hebben dat de werknemer alles tezamen méér zou ontvangen dan als hij gaat werken, kan geenszins als een aanvulling worden beschouwd. Indien dit bedrag wordt overschreden, wordt de vergoeding niet langer als een aanvulling beschouwd, maar wel als loon waarop de gewone sociale zekerheidsbijdragen zijn verschuldigd.
Gelet op de bepalingen van de C.A.O. nemen wij aan dat bijna steeds de som van de werkloosheidsuitkering en de aanvulling zoals voorgesteld in de C.A.O. het bedrag van het gewone loon niet zal overstijgen. In al deze gevallen is de aanvulling bijgevolg ook geen loon, waardoor er geen bijdragen op verschuldigd zijn.
2. De socialezekerheidsbijdragen op vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard (art. 3)
De vergoeding in artikel 3 is onderworpen aan de gewone socialezekerheidsbijdragen.
3. De socialezekerheidsbijdragen op aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard (art. 4)
Wat de aanvullingen betreft die op basis van artikel 4 van de C.A.O. van 27 juni 2007 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, aan de ontslagen werknemers worden uitgekeerd, menen wij dat de bijzondere bijdrage niet verschuldigd is.
In de wettelijke bepalingen is namelijk bepaald dat onder meer niet onder het toepassingsgebied vallen, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van:
het conventioneel brugpensioen
een C.A.O. gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een C.A.O. gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, met uitzondering van de indexaanpassingen of het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt.
De C.A.O. van het PC voor de scheikundige nijverheid is blijkbaar een C.A.O. van onbepaalde duur, die een C.A.O. van 24 mei 2005 van onbepaalde duur vervangt die reeds in werking trad vóór 30 september 2005. De doelgroep van de werknemers werd niet uitgebreid en de aanpassing van het bedrag van de aanvulling is beperkt tot de voornoemde toegelaten aanpassingen.
Op basis van het voorgaande besluiten wij dat in het voorgelegde geval de aanvullende vergoedingen zoals vastgelegd in de C.A.O. van dit paritair comité niet tot het toepassingsgebied behoren, en derhalve volledig vrijgesteld is van socialezekerheidsbijdragen.
4. Bedrijfsvoorheffing
Op alle vergoedingen dient bedrijfsvoorheffing te worden ingehouden.
Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.
Datum CAO
27/06/2007 |
Registratienr
84218 |
Geldig van
- |
Geldig tot
- |
Neerleggingsdatum
10/07/2007 |
Registratiedatum
08/08/2007 |
||
Onderwerp
bestaanszekerheid |
|||
BS Bericht van neerlegging
09/10/2007 |
Algemeen verbindend verklaring
- |
||
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
19/02/2008 |
Gepubliceerd in het B.St. van
08/04/2008 |
||
Keywords
WERKLOOSHEID (ANDERE DAN ECONOMISCHE WERKLOOSHEID VOOR BEDIENDEN), OPZEGGING/ONTSLAG |
Historiek | ||
---|---|---|
01/12/2021 | 31/12/2050 | 2001 Bestaanszekerheidsuitkeringen (volledige werkloosheid) |
01/07/2019 | 31/12/2020 | 2001 Bestaanszekerheidsuitkeringen (volledige werkloosheid) |
01/05/2017 | 30/06/2019 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/01/2016 | 30/04/2017 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/05/2011 | 31/12/2015 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/04/2009 | 30/04/2011 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/04/2007 | 31/03/2009 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/04/2005 | 31/03/2007 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/01/2003 | 31/03/2005 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
01/04/2001 | 31/12/2002 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |
03/02/1999 | 31/03/2001 | 2001 Aanvullende werkloosheidsuitkeringen |