Tijdskrediet: Enkele verduidelijkingen van de sociale partners over cao nr. 103


60004

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen stemt het recht op tijdskrediet af op het recht op uitkeringen.

De cao regelt de nieuwe aanvragen en de verlengingsaanvragen van tijdskrediet waarvan de werkgever in kennis wordt gesteld na 1 september 2012.

Naar aanleiding van een aantal interpretatieproblemen heeft de NAR volgende standpunten verduidelijkt:

Recht op 36 maanden voltijds of halftijds tijdskrediet met motief

Het bijkomend recht van maximum 36 maanden voltijds of halftijds tijdskrediet met motief (bovenop de 12 maanden tijdskrediet zonder motief) wordt gekoppeld aan de voorwaarde van een cao in de sector of de onderneming.

De NAR wijst erop dat het niet de bedoeling is om te breken met eerder gemaakte afspraken op sectoraal of ondernemingsniveau.

Dit houdt in dat het recht op voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering met motief tot maximaal 36 maanden kan worden opgenomen. Als een sectorale cao het recht op tijdskrediet (onder de oude regeling en zonder onderscheid met of zonder motief) heeft opgetrokken tot 24 maanden, dan kan het voltijds tijdskrediet maar worden opgenomen ten belope van maximum 24 maanden (12 maanden zonder motief en 12 maanden met motief).

Verrekening van in het verleden opgenomen tijdskrediet

Principe: 

in het verleden opgenomen tijdskrediet wordt aangerekend op tijdskrediet zonder motief

Uitzondering: bewijs van tijdskrediet met motief

In het verleden opgenomen tijdskrediet kan eerst worden aangerekend op het tijdskrediet met motief als de werknemer het onbetwistbaar bewijs levert dat wat in het verleden werd opgenomen onder één van de motieven voorzien door het gemotiveerde tijdskrediet valt. Het overblijvend saldo uit het verleden wordt vervolgens aangerekend op het tijdskrediet zonder motief.

De NAR bevestigt dat ook het omgekeerde geldt: het saldo uit het verleden dat overblijft na de aanrekening op het tijdskrediet zonder motief, wordt vervolgens aangerekend op het tijdskrediet met motief.

Tijdskrediet en ouderschapsverlof

Bij het opstellen van cao nr. 103 werd geen rekening gehouden met de nieuwe uitbreiding van het ouderschapsverlof van drie naar vier maanden.

De werknemer met kinderen geboren vóór 8 maart 2012 die onmiddellijk na de uitputting van zijn recht op betaald ouderschapsverlof (3 maanden) tijdskrediet wil opnemen, is niet verplicht om één maand extra (onbetaald) ouderschapsverlof te nemen om te worden vrijgesteld van de anciënniteits- en beroepsloopbaanvoorwaarden voor de opname van het tijdskrediet.

Anciënniteitsvoorwaarde bij overgang van onderneming(en)

Bij een overgang van onderneming(en) in het kader van cao nr. 32bis worden de anciënniteitsvoorwaarden steeds behouden. Daarom wordt de werkgever naargelang het geval als de juridische entiteit of de technische bedrijfseenheid beschouwd. De NAR wijst erop dat dit ook geldt voor alle andere gevallen van overgang van onderneming of interne wijzigingen binnen een groep.

Wisselwerking tussen de verschillende soorten tijdskrediet

De regels van verlenging en overstap van het ene naar het andere stelsel van tijdskrediet die golden onder de oude cao nr. 77bis, blijven ongewijzigd.