0101 01 Nationaal akkoord 2003-2004

Paritair (sub-)Comité nr.:
116.00.00-00.00

Bijwerking: 24/03/2003
Geldig vanaf: 01/01/2003
Geldig tot: 31/12/2004

In het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid werd op 26 februari 2003 een nationaal akkoord gesloten.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Verschillende delen van dit nationaal akkoord maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze CAO is toepasselijk op de werkgevers en op de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

Met "arbeiders" wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.

Duur

Artikel 2

Deze CAO wordt gesloten voor een duur van 2 jaar, van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004.

Omkaderingsafspraken voor het sociaal overleg op ondernemingsvlak

Artikel 3

In het belang van de economische activiteit en de tewerkstelling van de sector zullen de onderhandelaars op ondernemingsvlak de besprekingen voeren rekening houdend met de huidige algemene economische toestand die moeilijker is dan deze tijdens de afgelopen jaren.

De sociale gesprekspartners van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en de onderhandelaars op ondernemingsvlak onderschrijven ondubbelzinnig de afspraken van het Interprofessioneel Akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003, meer bepaald opgenomen in artikel 1: overeenkomstig de Wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (B.S. 13 februari 1997) wordt de stijging van de loonkosten voor de 2 komende jaren op 5,4 % als indicatieve norm aanvaard. Het jaar 2003 zal maximaal worden ontzien.

Minimumuurloon

Artikel 4

§1        De bedragen van het minimumaanvangsuurloon en van het minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit, zoals vastgesteld in artikel 2 van de CAO van 2 mei 2001 (K.B. 25 april 2002, B.S. 27 juni 2002) betreffende het minimumuurloon gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, worden verhoogd met 0,10 EUR vanaf 1 juli 2003 in het 40-urenweekstelsel; vanaf 1 januari 2004 wordt het voornoemd minimumaanvangsuurloon evenals het voornoemd minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit met 0,12 EUR verhoogd; vanaf 1 juli 2004 wordt het voornoemd minimumaanvangsuurloon evenals het voornoemd minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit met 0,05 EUR verhoogd.

§2        De in §1 van dit artikel vermelde bijzondere inspanning voor de verhogingen van de minimumuurlonen kan niet gebruikt worden als zijnde richtinggevend voor de bedrijfsonderhandelingen.

Ploegenpremies

Artikel 5

De bedragen van de minimumploegenpremies zoals voorzien in art. 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001 (K.B. 25 april 2002, B.S. 27 juni 2002), gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de minimumploegenpremies, worden in het 40 uren/weekstelsel, vanaf 1 januari 2004 als volgt verhoogd:

-      morgen- en namiddagploeg:      + 0,02 EUR

-      nachtploeg:                                    + 0,04 EUR

Niet geconventioneerde ondernemingen

Artikel 6

De uurlonen op 31 december 2002 effectief uitbetaald in de ondernemingen die, aangaande de eventuele verhoging van deze uurlonen in 2003 en/of 2004, niet gebonden zijn door een CAO gesloten overeenkomstig de bepalingen van de Wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de CAO's, zullen verhoogd worden met 0,12 EUR per uur vanaf 1 januari 2004; deze verhoging van 0,12 EUR per uur gebeurt evenwel na verrekening en/of in voorafname van eventuele andere verhogingen van het uurloon die, met uitzondering van deze ten gevolge van de CAO van 2 mei 2001 (K.B. 24 april 2002, B.S. 31 mei 2002) betreffende de koppeling der lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen, zouden toegekend worden aan de arbeiders tijdens de duur van deze CAO.

Eindejaarspremie

Artikel 7

Het eerste lid van artikel 7 van de CAO van 2 mei 2001 (K.B. 5 februari 2002 - B.S. 17 april 2002) tot toekenning van een eindejaarspremie, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, wordt door de volgende tekst vervangen:

"De arbeiders waarvan de arbeidsovereenkomst tijdens het beschouwde dienstjaar wordt beëindigd, met uitsluiting van deze welke zelf ontslag hebben genomen vooraleer zij minstens één jaar anciënniteit in de onderneming tellen op het einde van de arbeidsovereenkomst, en met uitsluiting van deze welke door de werkgever worden ontslagen om dringende reden, genieten de premie naar rato van het aantal maanden werkelijke arbeidsprestaties tijdens dit dienstjaar, voor zover zij drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming op het einde van de door de wettelijke vooropzeg gedekte periode, zonder evenwel rekening te houden met eventuele schorsingen van de arbeidsovereenkomst tijdens deze vooropzeg."

Vastheid van betrekking

Artikel 8

In het tweede lid van artikel 2 van de CAO van 26 mei 1993 (K.B. 20 december 1993 - B.S. 3 februari 1994) betreffende de vastheid van betrekking wordt het woord "loopbaanonderbreking" vervangen door het woord "tijdskrediet".

Bestaanszekerheid

Artikel 9

§1        Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid

             a)  De aanvullende werkloosheidsuitkering zoals voorzien in het eerste lid van artikel 2 van de CAO van 2 mei 2001 (K.B. 25 april 2002; B.S. 27 juni 2002), gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot vaststelling van aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid en van vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, bedraagt vanaf 1 januari 2004 7,20 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid.

                   Voor de arbeiders, jonger dan 19 jaar, wordt deze vergoeding vanaf 1 januari 2004 vastgelegd op 6,48 EUR.

             b)  Het derde lid van het hogervermeld artikel 2 wordt door de volgende tekst vervangen:

                   "De aanvullende werkloosheidsuitkering is eveneens verschuldigd bij gedeeltelijke werkloosheid die het gevolg is van overmacht in hoofde van de onderneming".

             c)   De overige bestaande toekenningsmodaliteiten blijven onveranderd.

 

§2        Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard

             Het artikel 4 van de hogervermelde CAO van 2 mei 2001 (K.B. 25 april 2002; B.S. 27 juni 2002) tot vaststelling van aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid en van vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, wordt met ingang van 1 maart 2003 door de volgende tekst vervangen:

             "Onverminderd de vergoeding bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, zoals bepaald in artikel 3 hierboven, wordt volgende bijzondere regeling van aanvullende werkloosheidsuitkering voorzien volgens onderstaand schema voor arbeiders, die om economische of technische redenen of redenen van structurele aard worden ontslagen.

             Arbeiders met een anciënniteit van 10 tot minder dan 15 jaar in de onderneming ontvangen het in artikel 2 voorzien dagbedrag van aanvullende werkloosheidsuitkering voor de eerste 44 bewezen dagen effectieve werkloosheid, welke aanvangt vanaf het verstrijken van de opzeggingstermijn of vanaf het verstrijken van de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode.

             Voor arbeiders met een anciënniteit van 15 tot minder dan 20 jaar in de onderneming wordt dit gebracht op de eerste 66 bewezen dagen effectieve werkloosheid.

             Voor arbeiders met een anciënniteit van 20 jaar en meer wordt dit gebracht op de eerste 88 bewezen dagen effectieve werkloosheid.

             Het recht op deze aanvullende werkloosheidsuitkering vervalt vanaf de eerste dag van werkhervatting.

             Bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak blijven behouden.”

Carensdag

Artikel 10

§1        De eerste dag van arbeidsongeschiktheid van de arbeiders wegens ziekte of ongeval, genoemd "carensdag", en, overeenkomstig de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, niet betaald door de werkgever, wanneer de duur van de arbeidsongeschiktheid geen veertien dagen bereikt, geeft, overeenkomstig het punt 2 van het hogervermeld interprofessioneel akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003, aanleiding tot de volgende bepalingen:

             a)  vanaf 1 januari 2003 zal de eerste "carensdag" per kalenderjaar aan de betrokken arbeiders door hun werkgever worden betaald;

             b)  vanaf 1 januari 2004 zullen aan de betrokken arbeiders de eerste en tweede "carensdagen" per kalenderjaar door hun werkgever worden betaald; aan de arbeiders die minstens 15 jaar anciënniteit tellen in de onderneming zal bovendien, eveneens vanaf 1 januari 2004, de derde "carensdag" per kalenderjaar door hun werkgever worden betaald.

§2        De bijkomende kost van voornoemde tweede en derde "carensdagen", kan door de ondernemingen aangerekend worden naar aanleiding van hun eventuele CAO besprekingen 2003-2004.

             Bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak blijven behouden.

Conventioneel brugpensioen

Artikel 11

§1        Brugpensioen vanaf 58 jaar

             De CAO van 2 mei 2001 (K.B. 6 december 2002; B.S. 20 december 2002) tot verlenging van het stelsel van conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar, die per 31 december 2002 vervallen is, wordt voor de duur van deze CAO verlengd met behoud van de erin vastgelegde modaliteiten, zonder afbreuk te doen aan §4 van dit artikel en met uitzondering van artikel 5, dat door de volgende tekst wordt vervangen: "De in artikel 4 van deze CAO bedoelde aanvullende vergoeding wordt overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde CAO nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad toegekend."

§2        Brugpensioen vanaf 56 jaar voor de arbeiders met minstens 20 jaar nachtprestaties en 33 jaar beroepsloopbaan.

             De CAO van 13 juni 2001 (K.B. 22 augustus 2002; B.S. 12 oktober 2002) betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar voor de arbeiders met minstens 20 jaar nachtprestaties en 33 jaar beroepsloopbaan, die per 31 december 2002 vervallen is, wordt, voor de duur van deze CAO, verlengd met behoud van de erin vastgelegde modaliteiten, zonder afbreuk te doen aan §4 van dit artikel en met uitzondering van artikel 6, dat door de volgende tekst wordt vervangen:

             "De in artikel 4 van deze CAO bedoelde aanvullende vergoeding wordt overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde CAO nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad toegekend."

§3        Halftijds conventioneel brugpensioen

             Het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar voor de arbeiders wordt, voor de duur van deze CAO, mogelijk gemaakt via een toetredingsprocedure die door een afzonderlijke CAO zal worden vastgesteld.

§4        Voor de berekening van het nettoreferteloon tot bepaling van de aanvullende vergoeding voortvloeiend uit enerzijds de in bovenvermelde paragrafen van dit artikel vermelde CAO's en anderzijds uit de CAO's gesloten inzake voltijds of halftijds conventioneel brugpensioen op het vlak van de ondernemingen zal, vanaf 1 januari 2004, de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage van de arbeiders berekend worden op 100 % in plaats van 108 % van hun brutomaandloon.

Sectoraal aanvullend pensioenplan - Oprichting van een paritaire werkgroep

Artikel 12

Er zal, zonder resultaatverbintenis, een paritaire werkgroep worden opgericht met als doelstelling het onderzoek naar de mogelijke invoering van een sectoraal aanvullend pensioenplan. Verslag van de werkzaamheden van deze werkgroep zal uitgebracht worden bij het paritair comité voor eind oktober 2004.

Toekenning van een sociaal voordeel

Artikel 13

Het bedrag van het sociaal voordeel vastgelegd in artikel 5 van de CAO van 30 mei 2001 (K.B. 12 juni 2002; B.S. 12 oktober 2002) tot toekenning van een sociaal voordeel, wordt, vanaf het betalingsjaar 2004 (sociaal dienstjaar 2003) gebracht op 115 EUR.

De betalingsmodaliteiten worden bepaald door het beheerscomité van het Sociaal Fonds van de scheikundige nijverheid.

Syndicale vorming

Artikel 14

Het vierde lid van artikel 4 van de CAO gesloten op 30 mei 2001 (K.B. 12 juni 2002; B.S. 6 augustus 2002) wordt, met ingang van het jaar 2003, door de volgende bepalingen vervangen:

-        begrenzing:    900.000 EUR vanaf 2003;

-        verdeling:             750.000 EUR jaarlijks vanaf 2003 aan de vakbondsorganisaties; 150.000 EUR jaarlijks vanaf 2003 aan de Federatie van de Chemische Industrie van België (Fedichem).

Fonds voor vorming (0,10% - Risicogroepen)

Artikel 15

De CAO tot verlenging van het Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid, gesloten op 13 juni 2001 (K.B. 12 juni 2002; B.S. 27 juli 2002) in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, zal voor de duur van deze CAO worden verlengd. Bovendien zal, in het kader van de werkzaamheden van het Fonds voor vorming, bijzondere aandacht worden geschonken aan opleiding inzake preventie, veiligheid en ergonomie, inzonderheid voor de nieuw aangeworven arbeiders, en dit met het oog op de toekenning van één dag opleiding tijdens het eerste jaar van hun loopbaan in de sector.

Het fonds voor vorming zal hierrond stimulerende en begeleidende maatregelen uitwerken.

Veiligheid en onderaanneming

Artikel 16

De ondertekenende partijen erkennen het belang van de veiligheid op het werk in geval van gelijktijdige aanwezigheid van verschillende ondernemingen op dezelfde arbeidsplaats.

In dat kader verbinden de ondertekenende partijen er zich toe om hun respectievelijke leden informatie te geven over de inhoud van de wet van 4 augustus 1996 (B.S. 18 september 1996) betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in het bijzonder met betrekking tot de modaliteiten van de uitvoering, de samenwerking en/of de coördinatie tussen ondernemingen inzake veiligheid, namelijk op het vlak van vorming en informatie.

De ondertekenende partijen bevelen de ondernemingen aan om de vertegenwoordigers van het CPBW ten minste jaarlijks in te lichten over de toepassing van de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 inzake het welzijn van de werknemers, in het bijzonder met betrekking tot de modaliteiten van de uitvoering, de samenwerking en/of de coördinatie tussen ondernemingen inzake veiligheid, namelijk op het vlak van vorming en informatie.

Tijdskrediet - 1/5de loopbaanvermindering

Artikel 17

§1. Tijdskrediet

Het recht op tijdskrediet, voorzien door de CAO nr. 77bis gesloten op 19 december 2001 (B.S. 16 februari 2002) in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt uitgebreid tot een duur van maximum 5 jaar over de gehele loopbaan.

Tijdens het eerste jaar dient de uitoefening van dit recht op tijdskrediet, overeenkomstig voornoemde CAO nr. 77bis, te gebeuren per minimumperiode van 3 maanden.

Behoudens andere afspraken op het vlak van de ondernemingen dienen, van het tweede tot en met het vijfde jaar, de volgende cumulatieve voorwaarden nageleefd te worden:

-        het tijdskrediet moet uitgeoefend worden per periode van één jaar;

-        de arbeiders die van dat recht op tijdskrediet gebruik wensen te maken dienen minstens vijf jaar anciënniteit bereikt te hebben.

§2. 1/5de loopbaanvermindering

De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 6§2 en 9§2 van voornoemde CAO nr. 77 bis van de NAR, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5de loopbaanvermindering voor de voltijdse arbeiders die in ploegen zijn tewerkgesteld.

Overleg en sociale vrede

Artikel 18

Met inachtneming van de sociale vrede en de procedures eigen aan de scheikundige nijverheid, erkennen de ondertekenende partijen namens hun mandaatgevers, dat zij voor de materies die deel uitmaken van deze CAO aan elkaars eisen zijn tegemoet gekomen.

Zij is gesloten te goeder trouw, en de ondertekenende partijen verbinden er zich toe om ze te doen toepassen, zowel naar de letter als naar de geest.

Deze CAO zal worden neergelegd ter Griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdiensten Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.

 


Historiek
01/01/2023 31/12/2024 0101 Nationaal akkoord 2023 - 2024
01/01/2021 30/12/2022 0101 Nationaal Akkoord 2021-2022
01/01/2019 31/12/2020 0101 Nationaal Akkoord 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 0101 01 Nationaal Akkoord 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 0101 01 Nationaal akkoord 2015-2016
01/01/2011 31/12/2012 0101 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2009 31/12/2010 0101 01 Nationaal akkoord 2009-2010
01/01/2007 31/12/2008 0101 01 Nationaal akkoord 2007-2008
09/06/2005 01/01/2005 0101 01 Nationaal akkoord 2005-2006
01/01/2003 31/12/2004 0101 01 Nationaal akkoord 2003-2004
01/01/2001 31/12/2002 0101 01 Nationaal akkoord 2001-2002